In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
om de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd op te schrijven
- je herkent zwakke en sterke werkwoorden
- je kunt de persoonsvorm in de vt goed spellen
Persoonsvorm in de verleden tijd.
ZWAKKE WERKWOORDEN
Wat is het verschil?
STERKE
werkwoorden
hebben de KRACHT om in de verleden tijd van klank te veranderen.
liep - loop
zwem - zwom
Regels verleden tijd bij sterke werkwoorden
In het enkelvoud: schrijf op zoals het klinkt
In het meervoud: schrijf op zoals het klinkt
VOORBEELD
STERKE WERKWOORDEN
kopen : ik koop - ik kocht
lopen : ik loop - ik liep
geven : wij geven - wij gaven
kruipen : zij kruipen - zij kropen
ZWAKKE
de klank blijft in de verleden tijd hetzelfde.
wacht - wachtte
stop - stopte
REGELS verleden tijd
bij zwakke werkwoorden
In het enkelvoud: stam + te / stam + de
In het meervoud: stam + ten / stam + den
REGELS verleden tijd bij zwakke werkwoorden
- Vaak hoor je of je stam + te(n) of stam + de(n)
moet gebruiken
- Gebruik een ezelsbruggetje als je
het niet (zeker) weet