Herkennen van verschillen Bijeenkomst 3 Diversiteit

Herkennen van verschillen 
Bijeenkomst 3; Diversiteit
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
PedagogiekHBOStudiejaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 180 min

Onderdelen in deze les

Herkennen van verschillen 
Bijeenkomst 3; Diversiteit

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
Check-in/terugblik
Doelen
HGW/1-zorgroute (HH)
Diversiteit
Culturen
Check-out

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen
  • Je hebt kennis gemaakt met het begrip diversiteit
  • Je weet wat de diversiteitscirkel is en kunt deze ook toepassen
  • Je weet wat G culturen en F culturen zijn en kunt de verschillen tussen       deze culturen benoemen
  • Je kent de verschillende lagen van de culturele ui en weet hier   voorbeelden bij te geven
  • Je kent de culturele dimensies van Hofstede
  • Je kunt omgaan met met de Culturele Synergie van Adler



Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

1-zorgroute
Diversiteit

Slide 7 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

timer
15:00

Slide 8 - Tekstslide

De diversiteitscirkel bespreken met de studenten. Eerst jezelf als voorbeeld, daarna een aantal studenten vragen.
De theorie achter de identiteitscirkel
Identiteit is meervoudig en veranderlijk. De vraag wie je bent kun je ook op collectief niveau beantwoorden. Zo heeft het land waarin je woont invloed op wie je bent en kunt zijn, door regeringsbeleid en maatregelen die daaruit voortvloeien. Daarnaast zijn er verschillende groepen waar je bij hoort en die invloed hebben op je identiteit. Een groepering is een groep waar je bij hoort zonder dat je elk lid van deze groep kent. Alle groeperingen waar je bij hoort bepalen je identiteit.
We onderscheiden zeven identiteitsaspecten
1. Sekse en gender
2. Generatie en levensfase
3. Etniciteit
4. Ziekte, gezondheid, talenten en handicaps
5. Seksuele oriëntatie
6. Religie en levensbeschouwing
7. Sociale klasse en professionele socialisatie
Sommige dimensies van identiteit hebben meer invloed op jouw leven dan anderen. En, sommige hebben veel invloed op hoe anderen naar jou kijken en met je omgaan.
Misschien lijkt het wel alsof elk aspect van identiteit op zichzelf staat, maar de werkelijkheid is anders: alles heeft met elkaar te maken. Dit wordt ook wel gelijktijdigheid genoemd, omdat de verschillende aspecten in het leven van mensen gelijktijdig invloed hebben op elkaar.
Referenties:
Loeffen, T., & Tigchelaar, H. (2013). Retourtje Inzicht. Creatief met diversiteit voor sociale professionals. Uitgeverij Coutinho.

Hieronder wordt weergegeven uit welke dimensies de diversiteitscirkel bestaat. Daarbij worden vragen
gesteld die je op weg kunnen helpen bij het nader definiëren van de dimensies zelf. Deze vragen zijn ten
eerste gericht op jezelf. Het invullen van je eigen diversiteitscirkel strekt tot de aanbeveling. Uiteraard
kunnen de vragen ook houvast bieden bij het invullen van de diversiteitscirkel voor een ander.
 Sekse en gender: wat heb jij geleerd over hoe vrouwen/mannen zich horen te gedragen? In hoeverre typeer je jezelf als man of vrouw? Welke invloed heeft je religie, klasse en etniciteit op je rol als man/vrouw?
 Religie en levensbeschouwing: Wat voor levensvisie of religie heb je van huis uit mee gekregen? Hoe belangrijk is dit voor jou? Heeft het je gevormd? Wat is goed of slecht? Hoe zie je jouw
verantwoordelijkheid?
 Etniciteit en nationaliteit: waar ben jij en/ of zijn je ouders geboren? Waar voel je je thuis? Welke tradities zijn belangrijk voor jou? Wat voor taal/dialect spreek je thuis?
 Seksuele oriëntatie: hetero- of homoseksueel? Of biseksueel? Transseksueel? Aseksueel? Hoe open kun je zijn over wie je bent en hoe je je voelt? Kruist je seksualiteit met één van je andere aspecten?
 Levensfase en generatie: hoe oud ben je? Hoe wordt je generatie getypeerd? Wat betekent je generatie voor jou? Hoe verhoud je je tot andere generaties?
 Talent en handicap: Wat zie jij als je handicap of beperking? Wat zie jij als jouw talenten? Kan je je talenten inzetten in het beroep van pedagoog?
 Klasse en professionele socialisatie: in welke sociale klasse ben je geboren? Welke waarden en normen zijn voor jou voortgekomen uit je klasse en sociale economische positie? Wat voor
opleiding heb je gevolgd? Wat voor opleiding hebben je ouders gevolgd? Word je geholpen door je maatschappelijke achtergrond?
Als je de verschillende dimensies van de diversiteitscirkel hebt ingevuld, kun je kijken naar de verbanden tussen de dimensies die samen jouw identiteit uitmaken. Onderstaande vragen kunnen
daarbij helpen.
 Wie ben ik?
 Wie of wat bepaalt wie ik ben?
 Bij wie hoor ik, bij wie/wat voel ik me eigenlijk thuis?
 Ben ik de afgelopen jaren veranderd? Hoe komt het dat ik veranderd ben?
Uitleg keuzetool
 Welke gebeurtenissen hebben hieraan bijgedragen?
 Hoe kan ik en wil ik betekenis aan mijn identiteit geven?
 Hoe zien anderen mij? Hoe wil ik dat anderen mij zien? Kan ik hier invloed op uitoefenen?
 Hoe hebben de verschillende dimensies invloed gehad op mijn identiteit?
 Hebben de verschillende dimensies invloed op elkaar?
 Welke dimensie speelt nu een grote rol in mijn leven?
 Is er minimaal een vooroordeel verwerkt in jouw verslag?

Slide 9 - Tekstslide

In de samenleving wordt op verschillende niveaus onderscheid gemaakt tussen mensen:

Gender (mannelijk/vrouwelijk),
etniciteit (zwart/wit),
levensfase (oud/jong),
religie (hindoe/christen/moslim),
klasse (arm/rijk; hoog- en of laag opgeleid),
seksuele identiteit (homo, hetero, transgender, interseks)
en dergelijke, worden ordeningsprincipes genoemd

Deze verschillen zijn verbonden met machtsposities in de samenleving, maar ook met kansen binnen de samenleving.
Machtsverhoudingen vormen de basis van maatschappelijke ongelijkheid, ongelijke behandeling en uitsluiting. Deze zie je terug in beeldvorming in de media.

Diversiteit
Andere culturen, achtergronden en religiën zorgen voor verschillende achtergronden, ideeën, gewoonten en toekomstbeelden.

Het “leren” omgaan met elkaar start in jouw klas!

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Unconscious bias
Een man krijgt met zijn zoon een auto ongeluk. De man en zoon zijn allebei gewond en worden beiden naar het ziekenhuis gebracht. De zoon moet worden geopereerd en wordt met spoed naar de OK gebracht. Als de chirurg in de OK staat zegt deze: ik kan deze jongen niet opereren, het is mijn zoon. Hoe kan dat?

Slide 11 - Tekstslide

Oplossing: de chirurg is de moeder van de zoon. Dit korte vraagstuk wijst ons er op dat we de verschillen die we be/veroordelen zelf ook vaak hebben, zonder dat je je ervan bewust bent.

Kahnman: twee manieren van denken
Fast (intuïtieve)
Slow (weloverwogen).
Het snelle brein activeert de informatie en beelden die we van jong af aan meekrijgen, die komen automatisch omhoog als een reflexactie.
Welke hoort bij de vooroordelen en stereotypen?



Slide 12 - Tekstslide

Bron: http://christem.com/acmcem-conf-notes/2015/6/5/conference-notes-6-3-2015.html. 13 augustus 2021

Omgaan met diversiteit
  • Welke verschillen heb jij waargenomen tijdens jouw stages?
  • Hoe wordt/werd er op school omgegaan met die verschillen?
  • Welke competenties heb jij om hier mee om te kunnen gaan?
  • En welke competenties zou jij nog willen beheersen?

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Anders dan.... opdracht
  • Je neemt jezelf als uitgangspunt en als referentiekader.
  • Wat verschillend is verschilt per mens.
  • Omschrijf in tweetallen 10 kenmerken van ‘het gemiddelde kind’.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cultuur is

Slide 15 - Woordweb

Vraag studenten wat volgens hen het verschil is tussen cultuur en diversiteit.

Slide 16 - Video

Eventueel kun je een korte video van het Klokhuis laten zien over ‘Wat is cultuur?’
https://www.youtube.com/watch?v=9ce6d8D9OtA

Definities
Definitie 1:
Cultuur is het geheel van taal, gewoonten, rituelen, opvattingen, waarden en normen dat een mens nodig heeft om in een gegeven situatie te kunnen functioneren.
 
Definitie 2:
Cultuur is het geheel van denkmodellen en gedragspatronen dat gedeeld wordt door een samenleving, gemeenschap of groepering.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is de omgang met mensen uit een andere cultuur soms uitdagend?

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grof of fijnmazig?

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

G- en F-culturen (Pinto)

Slide 20 - Tekstslide

G-culturen kenmerken zich door overheersing van een grofmazige structuur van gedragsregels. Personen in een G-cultuur moeten zelf algemene regels vertalen naar gedragsregels voor hun specifieke situatie. In F-culturen is er spraken van een fijnmazige structuur van gedragsregels. Economische, religieuze, sociale en individuele factoren bepalen of iemand tot een F-cultuur of een G-cultuur behoort. Anders dan Hofstede benadrukt Pinto hiermee dat vooral subculturen op basis van etnische groep, sociale klasse of religie een rol spelen in omgangsvormen tussen mensen.

Maslov in G en F

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Culturele dimensies (Hofstede & Hofstede, 2005) 
  1. Machtsafstand
  2. Mate van individualisme
  3. Masculiniteit
  4. Onzekerheidsvermijding
  5. Lange termijngerichtheid versus korte termijngerichtheid
  6. Terughoudendheid

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht: per 2tal een dimensie (kort) uitwerken. Waar staat Nederland van 0-100. Noem een voorbeeld en noem een land wat meer naar de 0 staat en een land wat meer naar de 100 staat.
https://participatieverklaring.com/index.php/topic/hofstede-cultuur-dimensies/
Machtsafstand: de relatieve waardering van hiërarchie en maatschappelijke ongelijkheid. De machtsafstand kan klein zijn (meer egalitaire omgangsvormen) of juist groot (nadruk of formele omgangsvormen).
Mate van individualisme: mate waarin er in de samenleving nadruk ligt op ruimte voor belang van het individu versus het belang van de groep (het collectief).
Masculiniteit: mate waarin er in de samenleving nadruk ligt op (masculiene) waarden zoals prestatie, competitie en assertiviteit tegenover een cultuur of samenleving waarin een prettige werkomgeving met goede omgangsvormen en (feminiene) waarden als zorgzaamheid en solidariteit van belang wordt geacht.
Onzekerheidsvermijding: de mate waarin nadruk ligt op gestructureerde omgangsvormen volgens formele regels en procedures of meer informele verbanden.
Lange termijngerichtheid versus korte termijngerichtheid:
mate waarin nadruk ligt op waarden die georiënteerd zijn naar de toekomst (volharding, sparen) versus waarden die gericht zijn op het heden (onmiddellijke resultaten).

Opdracht
  1. Per 2tal een dimensie uitwerken op A3
  2. Waar staat Nederland van 0-100 mbt. de zes cultuurdimensies tov. andere landen?  Noem een land wat meer naar de 0 staat en een land wat meer naar de 100 staat
  3. Hang aan de muur

Slide 23 - Tekstslide

https://participatieverklaring.com/index.php/topic/hofstede-cultuur-dimensies/
Machtsafstand: de relatieve waardering van hiërarchie en maatschappelijke ongelijkheid. De machtsafstand kan klein zijn (meer egalitaire omgangsvormen) of juist groot (nadruk of formele omgangsvormen).
Mate van individualisme: mate waarin er in de samenleving nadruk ligt op ruimte voor belang van het individu versus het belang van de groep (het collectief).
Masculiniteit: mate waarin er in de samenleving nadruk ligt op (masculiene) waarden zoals prestatie, competitie en assertiviteit tegenover een cultuur of samenleving waarin een prettige werkomgeving met goede omgangsvormen en (feminiene) waarden als zorgzaamheid en solidariteit van belang wordt geacht.
Onzekerheidsvermijding: de mate waarin nadruk ligt op gestructureerde omgangsvormen volgens formele regels en procedures of meer informele verbanden.
Lange termijngerichtheid versus korte termijngerichtheid:
mate waarin nadruk ligt op waarden die georiënteerd zijn naar de toekomst (volharding, sparen) versus waarden die gericht zijn op het heden (onmiddellijke resultaten).

Op welke niveaus liggen deze verschillen?

  1. Artefacts of Culture
  2. Norms and Values
  3. Basic Assumptions

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De culturele ui

Slide 25 - Tekstslide

Waaraan herken jij Nederlanders op vakantie?

De culturele ui

Slide 26 - Tekstslide

Waaraan herken jij Nederlanders op vakantie?

Slide 27 - Tekstslide

Waarden zijn opvattingen over wat wenselijk is, zoals respect voor ouderen, veiligheid in het verkeer en leefbaarheid. Al op jonge leeftijd – voordat je zeven bent – leer je ze al en ze beïnvloeden je hele verdere doen en laten

Slide 28 - Tekstslide

Bijvoorbeeld:
het lot of de natuur beslist <--> de wereld is maakbaar
de mens is goed <--> de mens is slecht
mensen zijn gelijk <------> mensen zijn niet gelijk

Op welke niveaus liggen deze verschillen?
Hoe dichter bij de kern hoe minder zichtbaar en hoe minder bewust wij ons zijn. Terwijl hier vaak conflicten ontstaan.

Wees zelf je bewust van en maak je leerlingen bewust van hun ‘basic assumputions’. Leer elkaar kennen en wen aan het ontdekken en bespreken van verschillen.

Slide 29 - Tekstslide

De hoofdvraag luidt: 'Wat zijn de gevolgen daarvan in jouw klas?'

Theoretisch modellen

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Culturele synergie (Adler)
  • Wees je bewust van je eigen waarden en normen en die van de instelling.
  • Luister naar de waarden en normen van de ander. Pel de ui af.
  • Zoek een cultuur overstijgende oplossing.

Slide 31 - Tekstslide

Het betekent dat mensen met verschillende perspectieven zodanig met elkaar samenwerken dat ze elkaar versterken en als groep slimmer worden dan de slimste persoon in de groep. Ze weten hun eigenschappen, kennis en meningen zo te bundelen dat 'het geheel meer wordt dan de som der delen'. Culturele synergie spitst zich toe op de specifieke rol van cultuur in de samenwerking.
Opdracht casus culturele synergie (I)
Jij organiseert een sponsorloop voor het goede doel op je stageschool. De kinderen van de school gaan op een zondag hardlopen op het plein. Je nodigt ouders en de plaatselijke middenstand uit om de sponsorloop te sponsoren.
   
Je ontvangt een mail van een ouder. Vanuit zijn geloofsovertuiging mag zijn zoon op zondag niet deelnemen aan de sponsorloop. Zondag is een rust dag en een dag voor het geloof.
Jij had hier nog niet bij stil gestaan. De jongen waar de email overgaat is erg verdrietig dat hij niet mee mag doen.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht casus culturele synergie (II)
We behandelen de situatie volgens de culturele synergie van Adler (2002).
  

Stap 1: Beschrijf de situatie die plaats vindt vanuit verschillende perspectieven (vader, zoon en de leerkracht).
Stap 2: Herken en beschrijf de onderliggende ‘basic assumptions’ van de betrokken culturen.
Stap 3: Overweeg verschillende oplossingen die niet aan één cultuur vastzitten, maar zo mogelijk cultuur overstijgend zijn.



Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jullie zijn een belangrijke schakel in het voorkomen van discriminatie.

Slide 34 - Tekstslide

De IJsberg genaamd Racisme (gebaseerd op Charkaoui (2019).

De bredere benadering: het ijsbergmodel “… als over stereotypes en vooroordelen, racisme kan al dan niet slecht bedoeld zijn …”

 Met het jeugdwerk willen we ook dat wat zich onder de waterlijn bevindt, aanpakken: het alledaagse, het onbedoelde en onbewust racistisch denken, spreken en handelen.
Dat leidt tot zogenaamde microkwetsingen. Een geheel van opmerkingen en handelingen die misschien niet discriminerend bedoeld zijn, maar wel schade aanrichten aan het zelfbeeld van slachtoffers. Mensen in een machtspositie zijn zich vaak niet bewust van die gevolgen of lachen de impact ervan weg.

De verschillende soorten microkwetsingen bevinden zich onder de waterlijn van de ijsberg, ze zijn minder zichtbaar of opvallend. Daarom vereisen ze extra aandacht.

Meer lezen?
Bruin, K., Heijde, H. van der. (2007). Intercultureel onderwijs in de praktijk. Coutinho.
Keulen, A. van, Beurden, A. van, Pels, T (2010). Van alles wat meenemen. Diversiteit in opvoedingsstijlen in Nederland. Coutinho.
Nunez, C., Nunez Mahdi, R., Popma, L. (2009). Intercultural Sensitivity. From denail tot intercultural competence. Van Gorcum.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Korte uitleg Meesterstuk
Waarnemen: De ecologie van de leerling in kaart;



Je vormt je een beeld van de groep, waarnaar je samen met je coach een kind kiest om mee in gesprek te gaan over de ecologie.  

Begrijpen:
Je analyseert de verzamelde data & benoemt de onderwijsbehoefte van de leerling

Plannen: 
Je kiest werkvormen (meerdere!) om met de leerling aan de te leren vaardigheid te gaan werken

Uitvoeren/evalueren:
Uitvoeren van de gekozen werkvorm en bijstellen waar nodig, Uitvoeren plan van aanpak, Oefenen met de leerling aan de te leren vaardigheid, Evaluatie plan en gesprekstechnieken, Peerfeedback 














Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

En nu?
  • Je kunt beginnen aan het omschrijven van jouw groep en van de door jouw gekozen leerling adhv de ecologie (met gebruik van ecologisch- en balansmodel) en hier een conclusie uit trekken.
  • Volgende week:​ Begrijpen​ (zie voor voorbereiding Its)
  • Correctie datum opname: meenemen opname 1e gesprek naar bijeenkomst 5.​





Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies