wk5 havo 4 les 1

programme du cours
terugblik vorige week
leesboekje voor P4 uitdelen
grammaire ex. 29 t/m 31 (la négation)
grammaire ex. 32 t/m 34
lezen TB p. 43
maken oef 41 t/m 43

huiswerk/devoirs: SO vocabouge 26 t/m 30, leren woorden tb p. 49 "la station de ski de Flaine", afmaken oef 41 t/m 43

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

programme du cours
terugblik vorige week
leesboekje voor P4 uitdelen
grammaire ex. 29 t/m 31 (la négation)
grammaire ex. 32 t/m 34
lezen TB p. 43
maken oef 41 t/m 43

huiswerk/devoirs: SO vocabouge 26 t/m 30, leren woorden tb p. 49 "la station de ski de Flaine", afmaken oef 41 t/m 43

Slide 1 - Tekstslide



ne...pas
ne...plus
ne...jamais
ne...pas encore
ne...rien
ne...personne
ne...nulle part
ne...aucun


niet/geen
niet meer
nooit
nog niet
niets
niemand
nergens
geen enkele
La négation

Slide 2 - Tekstslide

personne
aider
pouvons
ne
nous

Slide 3 - Sleepvraag

Je n'ai ____ fait. (niets)
A
plus
B
pas encore
C
rien
D
jamais

Slide 4 - Quizvraag

Il n'est ___ content.
Hij is nooit tevreden.
A
plus
B
pas encore
C
rien
D
jamais

Slide 5 - Quizvraag

Vul de lege plek in:
Nous n'avons _____ envie d'aller à l'école. (geen)

Slide 6 - Open vraag

Zet deze woorden in de goede volgorde:
A
B
C
D
E
F
le mac do
visité
jamais
a
n'
Lucas

Slide 7 - Sleepvraag

dit komt op de toets
geef ontkennend antwoord op de vraag:
Tu as vu quelqu'un? (heb jij iemand gezien?)
Non, je n'ai vu personne. (Nee ik heb niemand gezien)

Of: maak de zin ontkennend 
Je veux aider quelqu'un. (iemand)
Je ne veux aider personne. (niemand)

Slide 8 - Tekstslide

aanwijzend voornaamwoord
(le pronom démonstratif)

ce 
cet
cette
ces
J'ai vu ce garçon
Nous avons pris cet avion
Je prends cette glace.
J'adore ces livres.

Slide 9 - Tekstslide

J'ai dormi à ____ hôtel (m).
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 10 - Quizvraag

Tu as vu ___ garçon là?
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 11 - Quizvraag

____ amies (v) ont acheté un cadeau super!
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 12 - Quizvraag

____ amie m'a invité pour sa fête.
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 13 - Quizvraag

aanwijzend voornaamwoord
(le pronom démonstratif)

ce 
cet
cette
ces
celui
celle
ceux
celles

Slide 14 - Tekstslide

Quelle robe tu préfères? _____ -ci ou _____-là?
A
cette
B
celle

Slide 15 - Quizvraag

Tu vois ce livre? C'est _____ de ma mère.
A
ce
B
celui

Slide 16 - Quizvraag

programme du cours
terugblik vorige week
leesboekje voor P4 uitdelen
grammaire ex. 29 t/m 31 (la négation)
grammaire ex. 32 t/m 34
lezen TB p. 43
maken oef 41 t/m 43

huiswerk/devoirs: SO vocabouge 26 t/m 30, leren woorden tb p. 49 "la station de ski de Flaine", afmaken oef 41 t/m 43

Slide 17 - Tekstslide