La familia

la familia
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

la familia

Slide 1 - Tekstslide


  1. Pak je schrift, je etui en je laptop.
  2. Ga rustig op je plek zitten.
  3. Hou je laptop dicht.
  4. Wees stil. De les is begonnen.

Slide 2 - Tekstslide

Pero antes de nada...

 maar allereerst...

Slide 3 - Tekstslide

¡silencio, por favor!

Slide 4 - Tekstslide

¿Qué hicimos la clase anterior?
Qué aprendieron?

Slide 5 - Tekstslide

¿Qué vamos a hacer hoy?
  • Vamos a conocer las relaciones familiares en español.

  • Vamos a hacer algunos ejercicios para refrescar la memoria.

familierelaties
geheugen opfrissen

Slide 6 - Tekstslide

Los objetivos
Aan het einde van de les
succescriteria
Wat ik nog kan doen is.. 
Kan ik de vraagwoorden in het Spaans opschrijven
Blik ik terug op de woordenschat omtrent 'familie' in het Spaans
Ik kan mijn eigen stamboom maken en aangeven in het Spaans wie deze personen van mij zijn. 
Kan ik vragen over een Spaanse tekst beantwoorden
Ik heb 4 van de 6 vragen goed gemaakt. 
weet ik enkele nieuwe woorden in het Spaans
Ik heb tenminste 4 nieuwe woorden geleerd vandaag 

Slide 7 - Tekstslide

El programa de hoy 
  • 5 min - Bienvenidos
  • 5 min - vraagwoorden nakijken
  • 10 min - mi árbol ginealógico
  • 10 min - vamos a hablar español
  • 15 min - el aspecto físico 
  • 20 min - ¡ A trabajar!
  • 10 min - mi familia

Slide 8 - Tekstslide

Vamos a corregir 
Ejercicio 1
1. ¿Quién 
2. Cuántos 
3.Cuál
4. Dónde 
5. Cómo 
6. Por qué
7.Qué
8. Cuándo 
Ejercicio 2
1. Qué
2. Dónde 
3. Quién
4. Cuál
5. Cómo 
6. Por qué
7. Cuántos 
8. Cuándo 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Link

Tu árbol genealógico 
blz. 40/41

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

¡Vamos a hablar!
In duo’s: Speel de dialogen van pagina 42 na. Wissel na 5 minuten van rol.

Leerling A stelt eerst de vragen, terwijl leerling B antwoord geeft. Na 5 minuten draaien jullie de rollen om.

Slide 13 - Tekstslide

Niet alleen in Spanje wordt Spaans gesproken, waar nog meer?

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Link

¿Cómo es ... de aspecto físico?

Slide 16 - Tekstslide

Beschrijven uiterlijk:  met SER 
ser fuerte                                 sterk zijn
ser delgado/-a                       slank zijn
ser gordo/-a                            dik zijn (meestal zeggen ze: es gordito/gordita)
ser feo/-a                                  lelijk zijn
ser guapo/-a                           knap zijn
ser joven/mayor                    jong/oud zijn
ser calvo                                   kaal zijn
ser rubio/-a                             blond zijn
ser moreno/-a                       donker zijn
es castaño/-a                        Hij/zij heeft bruin haar
es pelirrojo/-a                       Hij/zij is roodharig
LET OP!
ser moet nog vervoegd worden

Slide 17 - Tekstslide

Beschrijven uiterlijk: Met TENER 
Tenerlos ojos oscuros/claros                                         donkere/lichte ogen
Tener los ojos grandes/pequeños                                grote/kleine ogen
Tener los ojos azules/verdes/negros/marrones    blauwe/groene/zwarte/bruine ogen hebben       
Tener el pelo rubio/moreno/rojo/castaño                 blond/donker/rood/bruin haar hebben
Tener el pelo liso/rizado                                                     steil haar/krullend haar hebben
Tener el pelo largo/corto                                                   lang/kort haar hebben
Tener la boca grande/pequeña                                      een grote/kleine mond hebben
Tener la nariz grande/pequeña                                      een grote/kleine neus hebben
LET OP!
tener moet nog vervoegd worden

Slide 18 - Tekstslide

Beschrijven uiterlijk: met LLEVAR
Lleva bigote                                          Hij heeft (draagt) een snor
Lleva barba                                           Hij heeft (draagt) een baard
Lleva gafas                                           Hij/zij draagt een bril
Lleva una camisa blanca                      Hij/zij draagt een wit overhemd

Slide 19 - Tekstslide

Fíjate en la diferencia. 
  1. - Carmen es rubia.
  2. - Carmen tiene el pelo rubio
Waarom is het bij zin 1 rubia, en bij zin 2 rubio?

In de eerste zin slaat rubia op Carmen (vrouwelijk)
In de tweede zin slaat rubio op "el pelo" (mannelijk)

Slide 20 - Tekstslide

Mijn haar / ogen
 Ik heb blond / rood / bruin / zwart haar  > TENER
Ik heb kort / lang / steil / gekruld haar > TENER
TENGO EL PELO …….
(rubio / rojo / castaño / negro)
(corto / largo / liso / rizado)
           Ik heb bruine / blauwe / groene / zwarte ogen > TENER
TENGO LOS OJOS …….
(marrones / azules / verdes / negros)


Slide 21 - Tekstslide

postuur
ik ben lang / klein / dik / dun > SER
SOY ……
(alto/a / bajo/a  / gordo/a  / delgado/a )


Slide 22 - Tekstslide

Vertel hoe je eruit ziet.

Slide 23 - Open vraag

alto
moreno
feo
largo
grande
mayor
rubio
bajo
guapo
corto
pequeño
joven

Slide 24 - Sleepvraag

Esteban is lang.
A
Esteban es bajo.
B
Esteban es largo.
C
Esteban es guapo.
D
Esteban es alto.

Slide 25 - Quizvraag

Elige la frase verdadera.
A
Tiene el pelo moreno.
B
Tienen los ojos azules.
C
Tiene el pelo liso.
D
Lleva coleta.

Slide 26 - Quizvraag

¡ A trabajar! 
¿Qué? p. 47 ejercicio 1

Tip: Bekijk blz. 45, 46 y 47
timer
15:00

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Link

Los objetivos
Aan het einde van de les
succescriteria
Wat ik nog kan doen is.. 
Kan ik de vraagwoorden in het Spaans opschrijven
Ik kan bij de opdracht van de vraagwoorden 6 van de 10 goed beantwoorden. 
Blik ik terug op de woordenschat omtrent 'familie' in het Spaans
Ik kan mijn eigen stamboom maken en aangeven in het Spaans wie deze personen van mij zijn. 
Kan ik vragen over een Spaanse tekst beantwoorden
Ik heb 4 van de 6 vragen goed gemaakt. 
weet ik enkele nieuwe woorden in het Spaans
Ik heb tenminste 4 nieuwe woorden geleerd vandaag 

Slide 29 - Tekstslide