Les 7 hoofdstuk 2

les 7 hoofdstuk 2
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 55 min

Onderdelen in deze les

les 7 hoofdstuk 2

Slide 1 - Tekstslide

Organisatie tijd

boeken op tafel
Pen
timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

Lees/ Verwerkingstijd

ga verder met de vragen
waar je bent gebleven en maak 
het werkboekje af.  Klaar? 
 Begin met samenvatten voor de toets
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Lestijd 15 min

Slide 4 - Tekstslide

Welke koning was er aan de macht tijdens de franse revolutie?
A
Napoleon
B
Lodewijk XIV
C
Lodewijk XV
D
Lodewijk XVI

Slide 5 - Quizvraag

Tijdens de Revolutie werd de Franse koning onthoofd. Welke Lodewijk?
A
Lodewijk XIII
B
Lodewijk XIV
C
Lodewijk XV
D
Lodewijk XVI

Slide 6 - Quizvraag

Marie-Antoinnette was de
A
vrouw van Robespierre
B
de vrouw van Napoleon
C
de vrouw van Lodewijk xvi
D
de dochter van koning Lodewijk xvi

Slide 7 - Quizvraag

Welke staatsvorm heeft Frankrijk ten tijde van Lodewijk XVI?
A
Republiek
B
Monarchie
C
Keizerrijk
D
Dictatuur

Slide 8 - Quizvraag

Waarmee begon de Franse Revolutie?
A
Met de onthoofding van Lodewijk XVI
B
Toen Napoleon koning van Frankrijk werd
C
Met de bestorming van een gevangenis vol met patriotten
D
Toen Lodewijk XVI naar het buitenland vluchtte

Slide 9 - Quizvraag

Waarom riep Lodewijk XVI de vergadering van de drie standen bij elkaar?
A
Hij wilde toestemming om een oorlog te gaan voeren
B
Hij wilde het paleis van Versailles uitbreiden
C
Hij wilde een groot feest geven
D
Hij wilde de belastingen verhogen

Slide 10 - Quizvraag

Wie is Napoleon Bonaparte?
A
Koning
B
Priester
C
Generaal
D
Schipper

Slide 11 - Quizvraag

Napoleon was onderdeel van de
A
Boeren en Burgers
B
Adel
C
Geestelijken

Slide 12 - Quizvraag

Napoleon was een zelfde soort heerser als Lodewijk XVI (monarchie).
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Wat was Napoleon voordat hij koning van Frankrijk werd?
A
Minister
B
Legeraanvoeder
C
Kunstenaar
D
Eigenaar van de snoepjesfabriek 'Napoleon'

Slide 14 - Quizvraag

Wanneer werd Napoleon keizer?
A
1797
B
1799
C
1802
D
1804

Slide 15 - Quizvraag

Napoleon veroverde ook Nederland. Welke maatregelen voerde hij niet in.
A
grondwet
B
godsdienstvrijheid
C
burgerlijke stand
D
kiesrecht voor iedereen

Slide 16 - Quizvraag

Wanneer gaat Napoleon met zijn leger naar Rusland?
A
1804
B
1808
C
1812
D
1815

Slide 17 - Quizvraag

Bij welke veldslag werd Napoleon definitief verslagen?
A
Slag bij Leipzig
B
Slag bij Waterloo
C
Slag bij Austerlitz
D
Slag bij Metz

Slide 18 - Quizvraag

Hoe krijgt Napoleon de macht ?
A
Hij is democratisch gekozen
B
Door een staatsgreep
C
Zijn vader was koning van Frankrijk
D
De paus kroont hem tot keizer

Slide 19 - Quizvraag

Welke blijvende invloed had Napoleon in Europa?
A
Zijn wetboeken
B
Hij verspreidde de ideeën van vrijheid, gelijkheid en broederschap
C
Overal kwam zijn familie op de troon.
D
Frankrijk vergrootte zijn grondgebied.

Slide 20 - Quizvraag


Stoommachine
rond 1764 




  • De eerste werkende stoommachine van de Industriële Revolutie was die van Thomas Newcomen rond 1705
  • Pas door de verbeteringen van James Watt kon de stoomachine pas echt worden ingezet




De Engelsman James Watt voerde een aantal belangrijke veranderingen door in Newcomen's stoommachine waardoor het gebruik en de inzet makkelijker werden.

Slide 21 - Tekstslide

Wat kun je allemaal met een stoommachine doen?

Slide 22 - Open vraag

Noem één voordeel en één nadeel van een stoommachine

Slide 23 - Open vraag


Veranderingen door 
de stoommachine 




  • Leegpompen van mijnen, waardoor je dieper de grond in kunt (grondstoffen)
  • Oude energiebronnen (wind-, spier- en waterkracht) worden langzaam vervangen
  • Stoommachine is overal te plaatsen, niet alleen aan het water







Doordat de vraag naar delfstoffen (ijzer en steenkool voor de machines) sterk toenam, moest er steeds dieper worden gegraven. Met stoommachines werd het grondwater weggepompt.

Slide 24 - Tekstslide


Hoogovens



  • Door steenkool op een speciale manier te verhitten ontstaat cokes.
  • Met cokes krijg je een betere verbranding. Hierdoor kun je ook ijzererts beter verhitten.
  • Om ijzer nog sterker te maken, werd er gebruik gemaakt van hoogovens: ovens die zo warm worden dat het ijzer zuiver wordt.








Omdat zuiver ijzer zich beter laat bewerken, nemen ook de toepassingen ervan toe: zo zie je steeds meer bouwwerken van ijzer. Zoals bijvoorbeeld bruggen, maar ook de Eiffeltoren

Slide 25 - Tekstslide


Industriële Revolutie
1750-1900




  • Door de komst van de machines verandert de manier waarop mensen produceren: van handmatig naar machinaal
  • De verandering noemen we de Industriële Revolutie









Niet alleen de manier van produceren verandert enorm: ook de komst van stoomtreinen brengt grote veranderingen in het vervoer van mensen en goederen.

Slide 26 - Tekstslide

van kleinschalige handmatige productie in de huisnijverheid...
... naar grootschalige machinale productie in fabrieken

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Welk begrip hoort bij deze betekenis:
Periode van grote en snelle verandering in West-Europa door de komst van industrie; deze periode duurde van 1760 tot 1850.
A
Industrialisatie
B
Kapitalisme
C
Industriële revolutie
D
Monarchie

Slide 29 - Quizvraag

Wat is industrialisatie?
A
Een periode van grote en snelle verandering door de komst van industrie.
B
Het ontstaan van industrie (fabrieken) in een gebied waar eerst vooral landbouw was.
C
Een speciale dans.
D
Mensen die in fabrieken werken.

Slide 30 - Quizvraag

Wat is een van de belangrijkste uitvindingen van de revolutie?
A
stoommachine
B
ploeg
C
straatverlichting
D
dienstensector

Slide 31 - Quizvraag

In welk land begon de Industriële revolutie?
A
Frankrijk
B
Engeland
C
Nederland
D
Duitsland

Slide 32 - Quizvraag

Rond 1800 werkten de meeste mensen in Nederland in de:
A
landbouw
B
handel
C
industrie
D
diensten

Slide 33 - Quizvraag

Door welke uitvinding konden de mensen, rond 1740, sneller weven?
A
De uitvinding van de stoommachine
B
De uitvinding van de Spinning Jenny
C
De uitvinding van de schietspoel
D
De uitvinding van het weefgetouw

Slide 34 - Quizvraag

In welke beroepen begon de Industriele revolutie?

A
Handel en Nijverheid
B
Handel en Landbouw
C
Landbouw en textiel
D
Textiel en handel

Slide 35 - Quizvraag

Door welke uitvinding konden de mensen, rond 1760 sneller spinnen?
A
De uitvinding van de stoommachine
B
De uitvinding van de Spinning Jenny
C
De uitvinding van de schietspoel
D
De uitvinding van het spinnewiel

Slide 36 - Quizvraag

Pauzemomentje
timer
4:00

Slide 37 - Tekstslide

histoclip industriele revolutie
1e helft

Slide 38 - Tekstslide

Belangrijke Werkboek Vragen
Neem blz. 45 van je werkboek voor je.

Slide 39 - Tekstslide

Werktijd max. 15 min.
  1. Maak de vragen bij les 6
  2. Klaar? Met alle vragen? Van alle paragrafen? Begin met de vragen van paragraaf 2.6
timer
15:00
timer
10:00
timer
5:00

Slide 40 - Tekstslide

Afsluiting
Schrijf 3 woorden op die je deze les hebt geleerd en licht deze toe
timer
5:00

Slide 41 - Tekstslide