Formuleren: alles door elkaar - oefenen! 21 januari

Formuleren
Herhaling en oefening van alle formuleerfouten!
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Formuleren
Herhaling en oefening van alle formuleerfouten!

Slide 1 - Tekstslide

Lesinhoud en lesdoel
- overzicht van alle formuleerfouten
- herhalen aan de hand van voorbeelden
- gevolgd door korte uitleg

Lesdoel: je kan in een zin een formuleerfout herkennen, benoemen en verbeteren

Slide 2 - Tekstslide

overzicht:
1 dubbelop: 1.1 onjuiste herhaling, 1.2 tautologie, 1.3 pleonasme, 
                          1.4 contaminatie, 1.5 dubbele ontkenning
2 verwijzen: 2.1 onjuist verwijswoord, 2.2 onduidelijk verwijzen
3 incongruentie
4 dat/als-constructie
5 foutieve samentrekking
6 foutieve beknopte bijzin

9 geen symmetrie

Slide 3 - Tekstslide

Tip: verzin bij elk onderdeel een voorbeeld
1 dubbelop: 1.1 onjuiste herhaling, 1.2 tautologie, 1.3 pleonasme, 
                          1.4 contaminatie, 1.5 dubbele ontkenning
2 verwijzen: 2.1 onjuist verwijswoord, 2.2 onduidelijk verwijzen
3 incongruentie
4 dat/als-constructie
5 foutieve samentrekking
6 foutieve beknopte bijzin

9 geen symmetrie

Slide 4 - Tekstslide

Slechts een kleine minderheid van de werknemers waren tevreden over de loonafspraken.
A
Contaminatie
B
Incongruentie
C
Foutieve beknopte bijzin
D
Pleonasme

Slide 5 - Quizvraag

uitleg: incongruentie
Het onderwerp en de persoonsvorm moeten met elkaar 'congrueren' (samenvallen). Als het ow mv is, moet de pv ook in het mv staan (en vice versa).

De media (=mv) vertellen niet altijd de waarheid.
De politie (=ev) staat altijd voor je klaar.

Slide 6 - Tekstslide

Ik weet zeker dat als ik een nieuwe telefoon krijg, ik super blij zal zijn.
A
Onjuiste herhaling
B
Foutieve samentrekking
C
Foutieve beknopte bijzin
D
dat/ als-constructie

Slide 7 - Quizvraag

uitleg: dat/als-constructie
We vinden het niet mooi als de woorden 'dat' en 'als/wanneer/indien' naast elkaar staan. Bovendien is het duidelijker als de bijzin niet 'tussengeschoven is, maar achteraan staat. Je kunt dit eenvoudig oplossen door de bijzin te verplaatsen.
1) zoek de 'als-zin' op
2) verplaats deze bijzin naar het einde van de zin

Slide 8 - Tekstslide

De generaal vertelde dat in iedere vaste standaarduitrusting een zakmes verpakt zit.
A
Contaminatie
B
Tautologie
C
Pleonasme
D
Dubbele ontkenning

Slide 9 - Quizvraag

uitleg: tautologie/pleonasme
Tautologie: Er wordt twee keer hetzelfde gezegd met verschillende woorden van dezelfde woordsoort (synoniemen).
= altijd en eeuwig
Pleonasme: Een deel van de betekenis van een woord of woordgroep wordt nog eens door een ander woord uitgedrukt. Dat andere woord is meestal van een andere woordsoort.
= ronde cirkel

Slide 10 - Tekstslide

Aan dat gepraat over wat je gaat doen in de zomervakantie heb ik een hekel aan.
A
Dubbele ontkenning
B
Onjuiste herhaling
C
Pleonasme
D
Contaminatie

Slide 11 - Quizvraag

Hij vroeg ... om advies.
A
hun
B
hen
C
ze
D
zij

Slide 12 - Quizvraag

uitleg: verwijzen
Je kunt onduidelijk verwijzen of verwijsfouten maken in:
  • het woordgeslacht (m/v/o/mv-de/het/zijn/haar)
  • hen / hun
  • het betrekkelijk voornaamwoord (die/dat/wat/wie/welke)
  • verschil in zaken / personen (die/wie)

Slide 13 - Tekstslide

De vrouw werd met haar vraag van het kastje in het riet gestuurd.
A
Pleonasme
B
Contaminatie
C
Tautologie
D
Dubbele ontkenning

Slide 14 - Quizvraag

uitleg: contaminatie
Twee woorden of uitdrukkingen worden verward en ten onrechte vermengd.

Tijdens de crisis komt er heel wat op je pad af.
er komt iets op je af  of
er komt iets op je pad

Slide 15 - Tekstslide

Na het uitbreken van de brand waren zowel de politie als de brandweer snel ter plaatse.
A
Incongruentie
B
Foutieve samentrekking
C
Foutieve beknopte bijzin
D
Goed

Slide 16 - Quizvraag

Ben je ervan op de hoogte dat wanneer je meedoet aan de schoolmusical je extra studiepunten krijgt?
A
Contaminatie
B
tautologie
C
dat/als-constructie
D
Goed

Slide 17 - Quizvraag

Connie denkt dat er niks mis kan gaan, omdat ze haar leerwerk van tevoren goed heeft gepland.
A
Contaminatie
B
Tautologie
C
Pleonasme
D
Dubbele ontkenning

Slide 18 - Quizvraag

Lisa zei tegen Mieke dat ze haar tas in haar kluisje had laten liggen.
A
Onjuist verwijzen
B
Onduidelijk verwijzen
C
Dat/ als-constructie
D
Goed

Slide 19 - Quizvraag

De vereniging stuurde een brief naar zijn leden om te vertellen dat het seizoen was afgelast.
A
Onjuist verwijzen
B
Onduidelijk verwijzen
C
Foutieve beknopte bijzin
D
Goed

Slide 20 - Quizvraag

Het allerleukste ... ik ooit heb meegemaakt is de ontmoeting met de koning van Spanje.
A
dat
B
wat

Slide 21 - Quizvraag

uitleg: verwijzen
Dat of wat?
dat: als je verwijst naar een het-woord

wat: als je verwijst naar...
... een overtreffende trap
(mooiste/beste/grootste)
... een onbepaald voornaamwoord
(enige, iets, niets, alles)
... een hele zin

Slide 22 - Tekstslide

Het personage ... ik het leukste vind in de roman van Harry Mulisch is Anton.
A
wat
B
dat
C
die

Slide 23 - Quizvraag

Je moet in deze laatste periode voorkomen dat je geen onvoldoendes haalt!
A
Onjuiste herhaling
B
Tautologie
C
Pleonasme
D
Dubbele ontkenning

Slide 24 - Quizvraag

Ik keek gefascineerd naar de koeien in de wei. ... stonden daar rustig te grazen.
A
Zij
B
Ze
C
Hun
D
Hen

Slide 25 - Quizvraag

Is het correct om met zij in het meervoud naar zaken te verwijzen: Je spullen. Zij liggen in de kast?
Antwoord

Nee. In het meervoud kan zij alleen naar personen verwijzen. Naar niet-personen kan alleen worden verwezen met de onbeklemtoonde vorm ze of met het beklemtoonde die.

Slide 26 - Tekstslide

Is deze quiz al reeds voorbij?
A
Ja
B
Contaminatie
C
Tautologie
D
Dubbele ontkenning

Slide 27 - Quizvraag

uitleg: samentrekking
Je mag alleen onderdelen samentrekken met dezelfde:
  • vorm /getal (ev/mv)
  • betekenis (laten vs uitlaten)
  • grammaticale functie (ow/lv, hww/zww)

Slide 28 - Tekstslide

uitleg: foutief beknopte bijzin
De beknopte bijzin is fout als het samengetrokken onderwerp uit de bijzin niet hetzelfde onderwerp is als het onderwerp uit de hoofdzin. Bijvoorbeeld:
Zingend werden de aardappelen geschild.
Wat is het onderwerp uit de hoofdzin? de aardappelen
Wat is het onderwerp uit de beknopte bijzin? hij/zij?
Is dit hetzelfde? Ja -> Goed / Nee -> Fout

Slide 29 - Tekstslide

Die dozen worden morgen opgehaald en naar de stort gebracht.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quizvraag

getal - betekenis - gramm. functie
Die dozen worden morgen opgehaald en (die dozen worden) naar de stort gebracht.

Slide 31 - Tekstslide

Kijkend uit het raam viel er een grote vogel van het dak.
A
Onjuiste herhaling
B
Foutieve samentrekking
C
Foutieve beknopte bijzin
D
Goed

Slide 32 - Quizvraag

Kijkend uit het raam
Terwijl wie uit het raam keek?
De vogel?

Slide 33 - Tekstslide

De koekjes waren knapperig en de taart zacht.
A
Juist
B
Onjuist - getal
C
Onjuist - betekenis
D
Onjuist - grammaticale functie

Slide 34 - Quizvraag

Paul is ziek en naar huis gegaan.
A
Juist
B
Onjuist - getal
C
Onjuist - betekenis
D
Onjuist - grammaticale functie

Slide 35 - Quizvraag

Paul is ziek en naar huis gegaan
  • Paul is ziek en (Paul is) naar huis gegaan

  • Paul: getal, betekenis, functie
  • Is: getal, betekenis, FUNCTIE 
  • KWW - HWW

Slide 36 - Tekstslide

Zijn broek kost 80 euro en vind ik niet mooi.
A
Juist
B
Onjuist getal
C
Onjuist betekenis
D
Onjuist grammaticale functie

Slide 37 - Quizvraag

Zijn broek kost 80 euro en vind ik niet mooi

Zijn broek kost 80 euro en (zijn broek) vind ik niet mooi
Zijn broek: getal, betekenis, FUNCTIE
OW - LV

Slide 38 - Tekstslide

Luid zingend bezorgde de kerstman de cadeautjes.
A
Onjuiste beknopte bijzin
B
Foutieve samentrekking
C
Incongruentie
D
Goed

Slide 39 - Quizvraag

Ik liet de honden uit en mijn sleutels vallen.
A
Juist
B
Onjuist getal
C
Onjuist betekenis
D
Onjuist grammaticale functie

Slide 40 - Quizvraag

Ik liet de honden uit en mijn sleutels vallen

Ik liet
ik: getal - betekenis - functie
liet: uitlaten (ZWW) - laten (HWW) vallen
Functie
(Betekenis)

Slide 41 - Tekstslide

geen symmetrie
Als iets symmetrisch is, dan zijn de verschillende onderdelen gelijk. Dat geldt ook voor de taal: als je iets opsomt, moeten alle onderdelen van die opsomming op dezelfde manier geformuleerd worden.

Drie fouten in symmetrie
- getal (enkelvoud/meervoud)
- voornaamwoordelijke aanduiding (pers. vnw = ik/jij/hij/zij/het/wij/jullie/etc)
- grammaticale constructie

Slide 42 - Tekstslide

geen symmetrie
fout:
De beste manier om je woordenschat te vergroten is veel lezen en een woordenijst te maken.

goed:
De beste manier om je woordenschat te vergroten is veel lezen en een woordenlijst maken.

Slide 43 - Tekstslide

Geen symmetrie

Slide 44 - Tekstslide

nogmaals het overzicht:
1 dubbelop: 1.1 onjuiste herhaling, 1.2 tautologie, 1.3 pleonasme, 
                          1.4 contaminatie, 1.5 dubbele ontkenning
2 verwijzen: 2.1 onjuist verwijswoord, 2.2 onduidelijk verwijzen
3 incongruentie
4 dat/als-constructie
5 foutieve samentrekking
6 foutieve beknopte bijzin

9 geen symmetrie

Slide 45 - Tekstslide

Exitticket

Slide 46 - Tekstslide

Veel succes!

Slide 47 - Tekstslide