Lidwoorden Kapitel 2 - GT2

Opstart
Pak je laptop erbij
Ga naar LessonUp


Grammatik: der, die, das
Woorden
  
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavo, havo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Opstart
Pak je laptop erbij
Ga naar LessonUp


Grammatik: der, die, das
Woorden
  

Slide 1 - Tekstslide

Sleep de blauwe vakjes naar de rode
Wat hoort bij elkaar?
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
die
die
das
der

Slide 2 - Sleepvraag

Slide 3 - Tekstslide

Woorden die eindigen op een "-e", "heit" "keit" "schaft" "ung" zijn:
A
die
B
das
C
der
D
die (meervoud)

Slide 4 - Quizvraag

Welk lidwoord komt er voor de dagen in het Duits?
A
die
B
das
C
der
D
die (meervoud)

Slide 5 - Quizvraag

Welk lidwoord krijg je voor 'Winter' 'Herbst' 'Sommer' 'Frühling'
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 6 - Quizvraag

Als wij het lidwoord "het" gebruiken, vertaal je dat in het Duits meestal naar:
A
die
B
das
C
der
D
die (meervoud)

Slide 7 - Quizvraag

Vrouwelijke personen/dieren krijgen het lidwoord:
A
die
B
das
C
der
D
die (meervoud)

Slide 8 - Quizvraag

Mannelijke personen/dieren krijgen het lidwoord:
A
die
B
das
C
der
D
die (meervoud)

Slide 9 - Quizvraag

......... Freundschaft
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 10 - Quizvraag

........ Freund
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 11 - Quizvraag

...... Büchlein
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 12 - Quizvraag

...... Gründung
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 13 - Quizvraag

...... Sportler
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 14 - Quizvraag

...... Eltern
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 15 - Quizvraag

...... Mädchen
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 16 - Quizvraag

..... Sportlerin
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 17 - Quizvraag

... Mann
A
die
B
das
C
der

Slide 18 - Quizvraag

... Tante
A
die
B
das
C
der

Slide 19 - Quizvraag

... Schuhe (mv)
A
die
B
das
C
der

Slide 20 - Quizvraag

... Bruder
A
ein
B
eine

Slide 21 - Quizvraag

... Haus (het)
A
ein
B
eine

Slide 22 - Quizvraag

...... Opa
A
ein
B
eine

Slide 23 - Quizvraag

..... Sängerin
A
ein
B
eine

Slide 24 - Quizvraag

..... Buch
A
ein
B
eine

Slide 25 - Quizvraag

..... Fragen
A
kein
B
keine

Slide 26 - Quizvraag

... Mutter
A
ein
B
eine

Slide 27 - Quizvraag

... Socken
A
ein
B
eine
C
kein
D
keine

Slide 28 - Quizvraag

.... Buch

Slide 29 - Open vraag

.... Katze (een)

Slide 30 - Open vraag

.... Tier

Slide 31 - Open vraag

.... Spinne

Slide 32 - Open vraag

.... Lehrerin (lerares)

Slide 33 - Open vraag

.... Onkel

Slide 34 - Open vraag

.... Pferd (paard)

Slide 35 - Open vraag

.... Sprache
.... Lehrer
.... Schaf
.... Kinder
die
das
die (meervoud)
der

Slide 36 - Sleepvraag

Dus:
mannelijke woorden krijgen der/ein als lidwoord.
vrouwelijke woorden krijgen die/eine als lidwoord.
onzijdige woorden krijgen das/ein als lidwoord.
woorden in het meervoud krijgen die/keine als lidwoord. 


Slide 37 - Tekstslide