Kleinschalig wonen les 5

Cursus Begeleiden en zorgen in kleinschalig wonen
Begeleiden van groepen blz. 22
Lesonderdelen
  • Theorie 
  • Opdrachten 
  • Beroepsproduct

Doel van de les: De student heeft kennis over de verschillende soorten en rollen binnen groepen.
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Cursus Begeleiden en zorgen in kleinschalig wonen
Begeleiden van groepen blz. 22
Lesonderdelen
  • Theorie 
  • Opdrachten 
  • Beroepsproduct

Doel van de les: De student heeft kennis over de verschillende soorten en rollen binnen groepen.

Slide 1 - Tekstslide

Groepen
  • Een groep is een verzameling van minimaal 2 personen die iets gemeenschappelijks hebben (doel, wens, kenmerk).
  • Er is contact tussen de groepsleden,ze maken afspraken of omgangsregels.
  • Er ontstaat een eigen groepssfeer

Slide 2 - Tekstslide

Kenmerken van groepen
Directe interactie: wisselwerking, feedback geven/ontvangen, reageren op elkaar.
Gezamelijke taak: werk, studie, scholing, samen koken, samen strijden tegen een tegenstander.
Groepscultuur: gezamelijke waarden en normen.
Groepsstructuur: iedereen heeft een bepaalde positie/ plaats binnen de groep. Er ontstaat een netwerk van relaties

Slide 3 - Tekstslide

0

Slide 4 - Video

Formele groep
  • Is een functionele groep met taken en regels die door bevoegd gezag zijn voorgeschreven. 
  • De groep moet doen wat hen is opgedragen
  • Ze legt verantwoording af aan het bevoegde gezag
  • Taken en regels zijn vaak schriftelijk vastgelegd , zodat betrokkenen gecontroleerd kunnen worden.

Voorbeelden: een woongroep, ondernemingsraad, een school, werk


Groep ontstaat spontaan uit mensen die in vrijheid hier voor kiezen
De groep handelt zonder regels van buitenaf
Ze hebben vaak een informele leider die op natuurlijke manier naar voren komt
De informele leider krijgt vanzelf het gezag van de andere groepsleden
Ze spreken zelf hun regels af en hebben ongeschreven regels en omgangscodes
Ze werken op basis van vertrouwen en iedereen draagt bij

Vanwege ongeschreven regels kan het moeilijk zijn voor een nieuweling om bij de informele groep aan te sluiten. Voorbeeld: inloophuis, wijkcentrum

Slide 5 - Tekstslide

Informele groep
  • Heeft weinig regels
  • Groep ontstaat spontaan uit mensen die in vrijheid hier voor kiezen
  • De groep handelt zonder regels van buitenaf
  • Ze hebben vaak een informele leider die op natuurlijke manier naar voren komt
  • Spreken zelf hun regels af en hebben ongeschreven regels/omgangscodes 
  • Ze werken op basis van vertrouwen en iedereen draagt bij


Vanwege ongeschreven regels kan het moeilijk zijn voor een nieuweling om bij de informele groep aan te sluiten. Voorbeeld: inloophuis, wijkcentrum, sportvereniging

Slide 6 - Tekstslide

Persoonlijke groep (primair - eerste)
  • Sterk gevoel bij elkaar te horen
  • Grote mate van emotionele verbondenheid
  • Ze vinden het fijn om bij elkaar te zijn

Deze groep kan blijvend of tijdelijk zijn. Gezin en familie is blijvend. Vrienden zijn vaak tijdelijk, de samenstelling kan wisselen. Emotie speelt binnen deze groep een grote rol. Soms wordt een grote groep (carnaval, voetbal, festival) ervaren als een persoonlijke groep.

Slide 7 - Tekstslide

Functionele groep (secundair - tweede)
  • Vervullen samen een taak of functie
  • Willen samen iets tot stand brengen (iets maken, resultaat behalen, overtuiging naar voren brengen)
  • De taak is het bestaansrecht van de groep. Is de taak vervult dan valt de groep uit elkaar.
  • Er is vaak sprake van een taakverdeling
    .

Voorbeelden : zorgteam, een werkgroep op school, groep op dagbesteding. 
Verstand speelt een grotere rol dan emotie. Werk gaat voor persoonlijke belangen en het contact zakelijker. Er kan wel een vriendschap ontstaan

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Van welke groep was jij onderdeel tijdens de middelbare school?

Slide 10 - Open vraag

In- en outgroepen
"wij"in-groep "zij"out-groep. 

In-groep: sterke samenhang en veiligheidsgevoel. Overeenstemming over opvattingen en regels binnen de groep.

Out-groep: Alle mensen die niet tot de in-groep behoren. 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Functies van groepen
  • Leven in groepen is functioneel. 
  • Sociale identiteit ontleen je aan de groep waar je bijhoort.
  • Opvoeding, opleiding, vrienden beinvloeden hoe je denkt, voelt en handelt. Dit heeft invloed op jouw interesses, dingen die je belangrijk vindt, je reactie en beslissingen.
  • Zorgt voor verbreding van kennis en persoonlijke visie.
  • Je leert over jezelf en weet steeds beter wat jij wilt en wat voor jou belangrijk is.


Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Goede groep
  • Groepscohesie: Graag bij elkaar zijn, er is vertrouwen, vormen een geheel
  • Groesklimaat: geen "gedoe", mensen zitten lekker in hun vel. Conflicten zijn vaak goed op te lossen.
  • Groepscultuur: groepsleden motiveren, helpen en houden rekening met elkaar. Laten positief gedrag zien.
  • Groepsstructuur: mensen zijn op elkaar afgestemd. Er bestaat veiligheid en bescherming. Men kan zich ontwikkelen. 


Slide 15 - Tekstslide

Rollen binnen de groep
  • Actieve groepsleden: nemen veel initiatief, komen zelf met een idee of voorstel, reageren op de inbreng van de ander.
  • Socialen: Meer gericht op elkaar. Bewaken de sfeer in de groep waardoor deze positief blijft.
  • Neutralen: Nemen weinig initiatief.

Als alle groepsrollen evenwichtig aanwezig zijn, dan is er een goede structuur binnen de groep.

Slide 16 - Tekstslide

Groepsrollen in de praktijk
Je kunt de groepsrollen beinvloeden door mensen in hun rol te zetten die passen bij de kwaliteiten van de persoon. 

Beloon positief gedrag en geef hen bijvoorbeeld vaker het woord.

Ontbreekt er een rol binnen de groep, pak deze rol dan (tijdelijk) zelf op.

Slide 17 - Tekstslide

Leiders
Formele leiders: Wordt aangewezen door de groep. 

Informele leiders: Heeft niet formeel de leiding maar neemt de leiding. 

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Aspecten van de groepssfeer
Algemene sfeer: Hoe is de sfeer, is er welwillendheid? Zijn clienten nieuwsgierig naar de ander?
Onderlingende relaties: Hoe zijn de relaties onderling? Zijn er vriendschappen?
Communicatie: Is er veel contact? Positief of negatief? Hoe verloopt de communicatie?
Rollen in de groep: Welke rollen zijn er in de groep?
Samenhang in de groep: Zijn clienten betrokken? Kennen ze elkaar goed? Werken ze samen? Spreken ze over "wij".

Slide 20 - Tekstslide

Positieve groep creeeren
  • Analyseer de "aspecten van de groepssfeer" en probeer zwakke punten te verbeteren.
  • Werk aan groepsnormen (Richtlijnen voor gedrag in de groep)
  • Benoem positieve punten in de groep.
  • Geef zelf het goede voorbeeld in communicatie en houding

Slide 21 - Tekstslide

Groepsregels opstellen
  • Stel de regels samen met de clienten op
  • Formuleer regels positief
  • Maak regels zichtbaar
  • Bespreek de regels regelmatig met elkaar

Slide 22 - Tekstslide

Cliënt tot zijn recht laten komen
  • Betrek een stille client door naar zijn mening te vragen of een vraag te stellen.
  • Stimuleer de client meer van zichzelf te laten zien
  • Geef clienten een taak of rol.
  • Wanneer je samenwerking bevordert, heeft dat een positieve invloed op de sfeer in de groep.

Slide 23 - Tekstslide

Opdrachten blz. 22 t/m 27
Opdracht 23: Groepen
Opdracht 24: Kenmerken van groepen
Opdracht 25: In- en outgroepen
Opdracht 26: Begeleiden van groepen

Opdrachten 3, 4, 6, 7, 8, 9, 11, 13, 14, 17, 18 en 19 zijn al af. 
Zo niet, dan afmaken.

Beroepsproduct: Werk verder aan het beroepsproduct

Slide 24 - Tekstslide