E-NT2 zinnen maken en voegwoorden
1 / 22
Lesduur is: 15 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Ik ga om 8 uur naar mijn werk.
Wat is de tijd?
Wat is de tijd?
A
om 8 uur
B
ga
C
naar mijn werk
D
Ik
Slide 6 - Quizvraag
Ik doe 's ochtends boodschappen bij de Aldi.
Wat is de plaats?
Wat is de plaats?
A
's ochtends
B
boodschappen
C
Ik
D
bij de Aldi
Slide 7 - Quizvraag
Khalid fietst vaak naar school.
Wie is de persoon?
Wie is de persoon?
A
Khalid
B
fietst
C
vaak
D
naar school
Slide 8 - Quizvraag
Ik koop donderdag een nieuwe auto bij de dealer.
Wat is: een nieuwe auto?
Wat is: een nieuwe auto?
A
de tijd
B
de plaats
C
extra informatie
D
het werkwoord
Slide 9 - Quizvraag
Julia verhuist in mei naar Hengelo.
Wat is: in mei?
Wat is: in mei?
A
de tijd
B
de plaats
C
het werkwoord
D
de persoon
Slide 10 - Quizvraag
Ik ga vanavond naar een restaurant.
Wat is: een restaurant?
Wat is: een restaurant?
A
het werkwoord
B
de tijd
C
extra informatie
D
de plaats
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Ik draag een broek ...........ik draag een trui.
A
en
B
of
C
want
D
maar
Slide 17 - Quizvraag
Ik koop een jurk........ik koop een rok.
A
en
B
of
C
want
D
maar
Slide 18 - Quizvraag
Ik doe een muts op mijn hoofd......het is koud.
A
en
B
of
C
want
D
maar
Slide 19 - Quizvraag
Ik koop een trui...........de trui is te groot.
A
en
B
of
C
want
D
maar
Slide 20 - Quizvraag
Ik koop nieuwe kleren.......ik ga naar een feest.
A
en
B
of
C
want
D
maar
Slide 21 - Quizvraag
Ik heb vandaag les........ik ben ziek.
A
en
B
of
C
want
D
maar
