Prepositions of place & indefinate article

Je kan het volgende in het Engels zeggen:
  • -waar dingen/personen te vinden zijn (voorzetsel van plaats)
  • - hoe je 'een' kan schrijven

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Je kan het volgende in het Engels zeggen:
  • -waar dingen/personen te vinden zijn (voorzetsel van plaats)
  • - hoe je 'een' kan schrijven

Slide 1 - Tekstslide

Example of a preposition 


NL: Ik zit op Vmbo Venster
EN: I sit on vmbo Venster  
Correct: I go to Vmbo Venster

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Lidwoord an
woorden die beginnen met een klinker (a,e ,i, o,u)
an animal                  an  egg                         
an idiot                       an octopus 
  
Let op:  A small egg vs. an egg   
an ear            an investigation         an officer
an apple            an Englishman          an answer
 

Slide 4 - Tekstslide

Uitzondering:


Silent H   (gebruik an) 
an hour (je hoort our)
an honor (je hoort onour)

 Je hoort  'Je'  ( gebruik a) 
a university (je hoort juniversity)
a uniform (je hoort juniform)
a European (je hoort jeuropean)

Slide 5 - Tekstslide

Lidwoord a 
a gebruik je voor woorden die beginnen met een medeklinker:

a pet               a teacher           a bycicle
a car                  a door               a room
 

Slide 6 - Tekstslide

a of an?
..... dog
A
a
B
an

Slide 7 - Quizvraag

a of an?
.... artwork
A
a
B
an

Slide 8 - Quizvraag

a of an?
..... banana
A
a
B
an

Slide 9 - Quizvraag


..... old house
A
a
B
an

Slide 10 - Quizvraag


..... small house
A
a
B
an

Slide 11 - Quizvraag


.... apple
A
a
B
an

Slide 12 - Quizvraag


.... uniform
A
a
B
an

Slide 13 - Quizvraag

a of an?
.... hero
A
a
B
an

Slide 14 - Quizvraag

a of an?
.... avatar
A
a
B
an

Slide 15 - Quizvraag

Ik snap wanneer ik a of an moet gebruiken
A
Ja!
B
Nee, ik wil extra uitleg
C
Matig, ik ga met de opdrachten aan de slag.

Slide 16 - Quizvraag

Je kan het volgende in het Engels zeggen:
  • -waar dingen/personen te vinden zijn (voorzetsel van plaats)
  • - hoe je 'een' kan schrijven

Slide 17 - Tekstslide

Basis: 15,17  (Blz. 16/ hulpmiddel 48 & 51)
Basis:  32 t/m 35 ( Blz. 27)

Grammatica: Kader:  13,14  ( blz. 16/ hulpmiddel 48 & 51); 28 & 29a ( blz. 27)  
Kader lezen:  16 t/m 19 


Slide 18 - Tekstslide