12.1 Intermediar fenotype

Welkom bij biologie
Pak je biologie boek en schrift en je laptop.
En kom in deze Lesson Up
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij biologie
Pak je biologie boek en schrift en je laptop.
En kom in deze Lesson Up

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen?
Planning bespreken
Terugblikken naar vorige week
Herhaling kruisingsschema's
Uitleg Intermediair fenotype
Maken van opdrachten
Klassikale afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning periode 2
Toets over 12.1 en 12.2

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de afbeelding hiernaast. 
Zet vervolgens van groot naar klein
1
2
3
4
Cel
Chromosoom
Gen
DNA

Slide 4 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies


Tigo zegt: Het fenotype wordt bepaald door de erfelijke eigenschappen en de omgeving.
Mads zegt: Het genotype ligt vast, deze kun je niet aanpassen.
Wie heeft er gelijk?
A
Tigo
B
Mads
C
Tigo & Mads
D
Geen van beiden

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Thijn heeft bij de supermarkt zaden van een moestuinplantje gekregen. Hij besluit de zaden in de potjes met grond te doen en geeft ze regelmatig water. De zaadjes ontkiemen en het plantje gaat groeien. Wat kun je zeggen over het genotype en fenotype na ontkieming?
A
genotype: verandert fenotype: verandert
B
genotype: verandert fenotype: blijft het zelfde
C
genotype: blijft het zelfde fenotype: veranderd
D
genotype: blijft het zelfde fenotype: blijft het zelfde

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Een gen is een deel van een chromosoom met de erfelijke informatie voor één erfelijke eigenschap.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Een mens heeft 2 geslachtschromosomen en 46 andere chromosomen.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Een mens heeft 2 geslachtschromosomen en 44 andere chromosomen

De vader is heterozygoot voor haarkleur. Zijn haar is bruin. Wat is het dominante gen?
A
Bruin
B
Rood
C
Bruin en rood
D
Geen van beiden

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Bekijk de afbeelding hiernaast. De vader is heterozygoot voor de haar kleur bruin. Hoe noteer je dit?
A
AA
B
Aa
C
aa

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

aa
aa staat voor 
A
homozygoot dominant
B
heterozygoot
C
homozygoot recessief

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Konijnen kunnen zwartharig (R) en witharig (r) zijn.
Zwart haar is dominant
Hoe geven we het genotype van een homozygoot zwartharig mannetje aan?
A
Rr
B
rr
C
RR
D
zwart haar

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Cavia's kunnen langharig of kortharig zijn.
Langharig is dominant
Een heterozygoot mannetje paart met een homozygoot recessief vrouwtje
Wat is het fenotype van de ouders?
A
Rr x rr
B
rr x RR
C
Langharig x kortharig
D
Langharig x langharig

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Cavia's kunnen langharig of kortharig zijn.
Langharig is dominant
Een heterozygoot mannetje paart met een homozygoot recessief vrouwtje.
Hoe groot is de kans op een kortharige nakomeling in F1?
A
Kan je niet weten
B
75 %
C
50%
D
25%

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Het kunnen rollen van je tong is afhankelijk van de aanwezigheid van een dominant gen.
Een zwangere moeder, die haar tong niet kan rollen, krijgt een kind met een vader die dit wel kan. Deze vader is heterozygoot voor deze eigenschap.

Hoe groot is de kans dat hun kind later kan tongrollen?
Maak een kruisingsschema op een kladblaadje
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



Bij mensen is het gen voor bruine ogen dominant over het gen van blauwe ogen. De vader van Juul en Jacques heeft blauwe ogen. Moeder heeft bruine ogen. Juul heeft blauwe ogen.
Hoe groot is de kans dat Jacques bruine ogen heeft?
Tip: Maak een kruisingsschema
A
0%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen met kruisingsschema's.
Twee ouders zijn heterozygoot voor de bruine oogkleur. Bruine ogen is dominant over blauwe.
Ze krijgen een kind.
Hoe groot is de kans dat dit kind blauwe ogen heeft?

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weten we:
Allel voor bruine ogen is B.
Allen voor blauwe ogen is b.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vader is homozygoot voor rode haarkleur. Moeder is heterozygoot voor zwarte haarkleur. Zwarte haarkleur is dominant.
Hoe groot is de kans dat hun kind zwarte haarkleur heeft?
Oefenen met kruisingsschema's.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weten we:
Allel voor zwarte haarkleur is H
Alleen voor rode haarkleur is h

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg Intermediair fenotype
Laptop  dicht

Pak je aantekeningen schrift erbij

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Intermediaire eigenschappen
Een fenotype is intermediair als beide genen even sterk zijn.

Er is geen dominant of recessief gen 

Er ontstaat dus een tussenvorm

Een ander woord is onvolledig dominant.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Intermediaire eigenschappen
Notatie van allelen verandert




Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zit dat dan in een kruisingsschema eruit?

Zwarte kip krijgt kuikens met een witte kip. 
Het fenotype is intermediair.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
1. Maak de werkboekvragen opdr. 16, 17, 19, 20 = huiswerk voor woensdag 25 september.
2. Kijk de antwoorden na
3. Ga naar biologiepagina.nl - havo 3 - Nectar Erfelijkheid & Evolutie - Oefenen.

Kies daar een oefening uit 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies