wk 14: les 1+2 (grammatica les 14+15)

Dinsdag 5 april - V1a
Tweede uur
  • 10 minuten lezen
  • Grammatica: zinsontleding
  • Aan de slag!

Derde uur
  • 10 minuten lezen
  • Grammatica: zinsontleding
  • Aan de slag!







timer
10:00
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Dinsdag 5 april - V1a
Tweede uur
  • 10 minuten lezen
  • Grammatica: zinsontleding
  • Aan de slag!

Derde uur
  • 10 minuten lezen
  • Grammatica: zinsontleding
  • Aan de slag!







timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Vorige lessen heb je...
...geleerd hoe je de pv, het wwg, ond, lv en mv kunt vinden.
...geleerd hoe je zelf zinnen kunt maken met deze zinsdelen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze les ga je...
...verder oefenen met zinsontleding.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Zinsontleding
/Heb /je / de hele dag / aan de vakantie /gedacht?

Pv = heb
Verdeel in zinsdelen
Wwg = heb gedacht
Ond = je
Lv = -
Mv = -
Bwb = aan de vakantie, de hele dag

Slide 5 - Tekstslide

Zinsontleding
Heb/ je/ de hele dag /aan de vakantie /gedacht?

Pv = Heb
Verdeel in zinsdelen
Wwg = heb gedacht
Ond = je
Lv = -
Mv = -
Bwb = de hele dag, aan de vakantie

Slide 6 - Tekstslide

Woordsoorten

Slide 7 - Tekstslide

Woordsoortbenoemen
Heb je de hele dag aan de vakantie gedacht?

Heb = ww
je = pers vnw
de = lw
hele = bnw
dag = znw
aan = vz
de = lw
vakantie = znw
gedacht = ww

Slide 8 - Tekstslide

Woordsoortbenoemen
Heb je de hele dag aan de vakantie gedacht?

Heb = ww
je = pers vnw
de = lw
hele = bnw
dag = znw
aan = vz
de = lw
vakantie = znw
gedacht = ww

Slide 9 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak de vragen op de volgende slide

Slide 10 - Tekstslide

Waar is de zin goed verdeeld in zinsdelen?


1. Wij aten vroeger altijd om zes uur.
A
Wij aten / vroeger /altijd / om zes uur.
B
Wij / aten / vroeger / altijd / om zes uur.
C
Wij /aten /vroeger altijd om zes uur.
D
Wij /aten /vroeger altijd /om zes uur.

Slide 11 - Quizvraag

Benoem de zinsdelen: Wij / aten / vroeger / altijd / om zes uur.
wwg =
ond =
lv =
mwv =
bwb =

Slide 12 - Open vraag

Waar is de zin goed verdeeld in zinsdelen?


2. Jij moet de planten niet verwaarlozen.
A
Jij moet / de planten/ niet verwaarlozen.
B
Jij /moet /de /planten /niet verwaarlozen.
C
Jij /moet/ de planten niet verwaarlozen.
D
Jij / moet / de planten / niet / verwaarlozen.

Slide 13 - Quizvraag

Benoem de zinsdelen: Jij /moet /de planten /niet /verwaarlozen.
wwg =
ond =
lv =
mwv =
bwb =

Slide 14 - Open vraag

Waar is de zin goed verdeeld in zinsdelen?


3. Jullie krijgen volgende week een proefwerk.
A
Jullie /krijgen /volgende week een proefwerk.
B
Jullie/krijgen /volgende /week /een/ proefwerk.
C
Jullie /krijgen /volgende week /een proefwerk.
D
Jullie /krijgen /volgende week een/ proefwerk.

Slide 15 - Quizvraag

Benoem de zinsdelen: Jullie /krijgen /volgende week /een proefwerk.
wwg =
ond =
lv =
mwv =
bwb =

Slide 16 - Open vraag

Waar is de zin goed verdeeld in zinsdelen?


 4. Langzaam reed de witte auto langs de stoeprand.
A
Langzaam /reed /de witte auto/ langs de stoeprand.
B
Langzaam reed /de /witte/ auto langs de stoeprand.
C
Langzaam /reed /de witte auto langs /de/ stoeprand.
D
Langzaam /reed /de witte auto langs de stoeprand.

Slide 17 - Quizvraag

Benoem de zinsdelen: Langzaam /reed /de witte auto/ langs de stoeprand..
wwg =
ond =
lv =
mwv =
bwb =

Slide 18 - Open vraag

Waar is de zin goed verdeeld in zinsdelen?


 5. Ik heb hem duidelijk de waarheid gezegd.
A
Ik/ heb /hem duidelijk de /waarheid gezegd.
B
Ik heb /hem /duidelijk /de waarheid gezegd.
C
Ik /heb /hem /duidelijk /de waarheid/gezegd.
D
Ik /heb/ hem /duidelijk de waarheid gezegd.

Slide 19 - Quizvraag

Benoem de zinsdelen: /Ik/ heb /hem /duidelijk/ de waarheid/ gezegd.
wwg =
ond =
lv =
mwv =
bwb =

Slide 20 - Open vraag

Er volgen nu nog 5 zinnen die je gaat ontleden.
Nu worden de zinsdeelstrepen niet meer als hint gegeven.

Slide 21 - Tekstslide

Waar is de zin goed verdeeld in zinsdelen?


6. De prestaties van het hockeyteam bezorgen onze school een goede naam.
A
De prestaties van het hockeyteam/ bezorgen /onze school /een goede naam.
B
De prestaties van het hockeyteam /bezorgen/ onze /school /een goede /naam.
C
De prestaties van het hockeyteam/ bezorgen /onze school een /goede naam.
D
De prestaties /van het hockeyteam/ bezorgen /onze school /een goede naam.

Slide 22 - Quizvraag

Benoem de zinsdelen: De prestaties van het hockeyteam bezorgen onze school een goede naam.
wwg =
ond =
lv =
mwv =
bwb =

Slide 23 - Open vraag

Waar is de zin goed verdeeld in zinsdelen?


7. Ieder jaar organiseert de voetbalvereniging een geweldige feestavond.
A
Ieder jaar /organiseert /de/ voetbalvereniging /een /geweldige feestavond.
B
Ieder /jaar /organiseert de voetbalvereniging /een geweldige feestavond.
C
Ieder jaar /organiseert/ de voetbalvereniging een /geweldige feestavond.
D
Ieder jaar /organiseert/ de voetbalvereniging /een geweldige feestavond.

Slide 24 - Quizvraag

Benoem de zinsdelen: Ieder jaar organiseert de voetbalvereniging een geweldige feestavond.
wwg =
ond =
lv =
mwv =
bwb =

Slide 25 - Open vraag

Waar is de zin goed verdeeld in zinsdelen?


8. Op die avond bieden de senioren de kinderen een feestprogramma aan.
A
Op die avond /bieden /de /senioren de kinderen /een /feestprogramma aan.
B
Op die avond /bieden /de senioren/ de kinderen /een feestprogramma /aan.
C
Op die avond /bieden /de senioren de kinderen /een feestprogramma aan.
D
Op die avond bieden /de senioren/ de kinderen /een feestprogramma/ aan.

Slide 26 - Quizvraag

Benoem de zinsdelen: Op die avond bieden de senioren de kinderen een feestprogramma aan.
wwg =
ond =
lv =
mwv =
bwb =

Slide 27 - Open vraag

Waar is de zin goed verdeeld in zinsdelen?


9. Geef mij mijn snoep terug!
A
Geef /mij /mijn /snoep /terug!
B
Geef mij /mijn /snoep terug!
C
Geef mij mijn/ snoep /terug!
D
Geef/ mij /mijn snoep /terug!

Slide 28 - Quizvraag

Benoem de zinsdelen: Geef mij mijn snoep terug!
wwg =
ond =
lv =
mwv =
bwb =

Slide 29 - Open vraag

Waar is de zin goed verdeeld in zinsdelen?


10. Heb jij die tekening aan de muur gehangen?
A
Heb/ jij /die tekening /aan de muur/ gehangen?
B
/Heb /jij /die /tekening /aan de muur gehangen?
C
Heb/ jij /die tekening aan de muur/ gehangen?
D
Heb /jij /die tekening/ aan /de muur gehangen?

Slide 30 - Quizvraag

Benoem de zinsdelen: Heb jij die tekening aan de muur gehangen?
wwg =
ond =
lv =
mwv =
bwb =

Slide 31 - Open vraag

Lesdoel behaald? Ik kan in een zin het wwg, ond, lv, mv en bwb juist benoemen.
A
Ja
B
Nee

Slide 32 - Quizvraag

Dit vind ik nog moeilijk van de les van vandaag:

Slide 33 - Open vraag

Einde van deze les
Nog meer oefenen voor grammatica

Zinsontleding
 
Woordsoortbenoemen 

Slide 34 - Tekstslide

Derde uur

Slide 35 - Tekstslide

Waar komt pindakaas vandaan?

Slide 36 - Tekstslide

Opdracht grammatica
https://namepicker.net/nl/groep-maker/

Slide 37 - Tekstslide