Werkwoordspelling


Welkom!


Ga lekker zitten.
Je hebt nodig:
  • lesboek + schrift
  • pen of potlood
  • je eigen leesboek
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les


Welkom!


Ga lekker zitten.
Je hebt nodig:
  • lesboek + schrift
  • pen of potlood
  • je eigen leesboek

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoordspelling
De komende periode gaan we aan de slag met werkwoordspelling.

Deze week:
  • je leert de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd spellen
  • je leert de persoonsvorm van zwakke en sterke werkwoorden in de verleden tijd spellen 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weet je 't nog?
Werkwoorden zijn dingen die je kunt doen. Fietsen, zwemmen, lopen.
Je vindt ze in verschillende vormen.

Hoe vind je de persoonsvorm?
  1. In een andere tijd zetten (tegenwoordige of verleden tijd).
  2. Enkelvoud naar meervoud zetten of andersom.
  3. De zin vragend maken.
Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een werkwoord heeft verschillende vormen. 
Een daarvan is de persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt). 
Bij de spelling van de persoonsvorm tegenwoordige tijd ga je uit van de ik-vorm.

De ik-vorm van een werkwoord vind je door van het hele werkwoord de laatste twee letters weg te halen (=stam).

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd:
Zo schrijf je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd:
  • ik? ik-vorm, ik bouw.
  • jij erachter? ik-vorm, bouw jij.
  • in alle andere gevallen! ik-vorm + t, hij bouwt.
  • in het meervoud het hele werkwoord, wij bouwen/ jullie bouwen

Bij twijfel: vul het werkwoord 'lopen' in.
Hoor je een 't'? Schrijf dan ook een 't'!

Slide 6 - Tekstslide


Hij vind/vindt snoepjes lekker.
Hij loopt snoepjes lekker. >> dus: vindt
Word/Wordt je vanmiddag opgehaald?
Loop je vanmiddag opgehaald? >> dus: Word
Zwakke of sterke werkwoorden?
  • fietsen
  • lopen
  • hangen
  • zingen
  • verven
  • lezen
  • krijgen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De persoonsvorm in de verleden tijd van zwakke werkwoorden schrijf je zo:
ik-vorm tt + de of te, stuiterde, fietste -> enkelvoud
ik-vorm tt + den of ten, stuiterden, fietsten -> meervoud

Om te bepalen of je de(n) of te(n) achter de ik-vorm schrijft gebruik je 
't sexy-fokschaap. Dus alleen in de verleden tijd én bij zwakke werkwoorden!

Even testen: ruilen, rusten, juichen. 

Schema werkwoordspelling op p. 290

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Weektaak

§7 lees theorie +
maak opdracht 1 t/m 5 (p. 252-253)
§8 lees theorie +
maak opdracht 1 t/m 4 + 7 (p. 254-255)
§9 lees theorie +
maak opdracht 1 + 2
Klaar?
§7 opdracht 7 (tweetal)
§8 opdracht 6 en 7 
Aan de slag!

Wat? Weektaak
Hoe? Noteer antwoorden in je schrift
Tijd? 25 minuten
5 minuten = helemaal stil, daarna mag je zachtjes overleggen.
Vraag? Steek je vinger op
Klaar? Zie weektaak
Ook klaar? Haal nakijkboekje en kijk alles na

timer
25:00

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Welkom!


Ga lekker zitten.
Je hebt nodig:
  • lesboek + schrift
  • pen of potlood
  • je eigen leesboek

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoordspelling
Deze periode werken we aan werkwoordspelling.

Deze week:
  • je leert de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd spellen
  • je leert de persoonsvorm van zwakke en sterke werkwoorden in de verleden tijd spellen 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

We hebben gisteren al gesproken over werkwoordspelling

Je weet wat werkwoorden zijn, wat de persoonsvorm is en hoe je deze schrijft in de tegenwoordige tijd. 

  • Hoe zit het ook alweer met 't sexy fokschaap/ 't ex kofschip?

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

pvtt
stam: ik-vorm of jij achter het werkwoord
ik loop, ik vind
loop jij, vind jij
stam + t: hij, zij, het en jij voor het werkwoord
hij loopt, jij loopt 
hij vindt, jij vindt
meervoud: wij, jullie, zij
wij lopen, wij vinden

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

pvvt - zwakke werkwoorden 
Enkelvoud: +de of +te
Meervoud: +den of +ten

Er zijn twee manieren om te weten te komen of je te(n) of de(n) schrijft:
- Maak het woord langer. Vaak hoor je of je een d of een t moet schrijven.
- ’t sexyfokschaap (alleen de medeklinkers)
Stam van het ww. Zit de laatste letter in ’t sexyfokschaap, dan schrijf je te(n). Zit de laatste letter niet in ’t sexyfokschaap, dan schrijf je de(n).
Voorbeelden:
Zij wuifden naar de kinderen. wuiven ->  wuiv  -> v zit niet ’t sexyfokschaap, dus een d.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

pvvt - sterke werkwoorden 
Sterke werkwoorden:
Die veranderen van klank en je schrijft ze zoals je ze hoort.

Voorbeeld:
Ik zwom in de zee.
Zij sloten de deur. 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

We kijken een filmpje over de theorie van sterke werkwoorden in de verleden tijd.

Let goed op:
  • wanneer gebruik je dubbele letters, als je een sterk werkwoord in de verleden tijd schrijft?
  •  hoe werkt de verlengproef?
Schema werkwoordspelling op p. 290

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weektaak

§7 lees theorie +
maak opdracht 1 t/m 6 (p. 252-253)
§8 lees theorie +
maak opdracht 1, 2, 4 + 7 (p. 254-255)
§9 lees theorie +
maak opdracht 1, 2, 4 + 5
Klaar?
§8 opdracht 3 (tweetal)
§9 opdracht 6 en 7 
Aan de slag!

Wat? Weektaak
Hoe? Noteer antwoorden in je schrift
Tijd? 20 minuten
5 minuten = helemaal stil, daarna mag je zachtjes overleggen.
Vraag? Steek je vinger op
Klaar? Zie weektaak
Ook klaar? Haal nakijkboekje en kijk alles na

timer
20:00

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Even checken
Als het goed is kun je nu:
  • de persoonsvorm van sterke werkwoorden in de verleden tijd spellen.

  • Zwakke werkwoorden veranderen van klank in de verleden tijd. Ja/ nee.
  • De verlengproef gebruik je om te controleren of je een d of een t aan het einde schrijft. Ja/ nee. 
  • De persoonsvorm is altijd een werkwoord. Ja/ nee. 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Welkom!


Ga lekker zitten.
Je hebt nodig:
  • lesboek + schrift
  • pen of potlood
  • je eigen leesboek

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoordspelling
Deze periode werken we aan werkwoordspelling.

Je hebt geleerd:
  • de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd spellen
  • de persoonsvorm van zwakke en sterke werkwoorden in de verleden tijd spellen 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Tegenwoordige tijd (pvtt)
ik : ik-vorm                                    zwem                      word
jij : ik-vorm + t                              zwemt                     wordt
hij/zij/het: ik-vorm + t                 zwemt                     word
wij: infinitief                                 zwemmen               worden
jullie: infinitief                              zwemmen              worden
zij: infinitief                                   zwemmen              worden

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verleden tijd (pvvt)
ik : ik-vorm + de/te                      beloofde              bakte
jij : ik-vorm + de/te                      beloofde              bakte
hij/zij/het: ik-vorm + de/te        beloofde               bakte
wij: ik-vorm + den/ten                beloofden            bakten
jullie: ik-vorm + den/ten             beloofden            bakten
zij: ik-vorm + den/ten                 beloofden             bakten

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zwakke of regelmatige werkwoorden
Bij de zwakke werkwoorden (ook wel ‘regelmatige werkwoorden’ genoemd) wordt achter de stam van het werkwoord (het hele werkwoord zonder de uitgang -en) in de verleden tijd de uitgang -de of -te geplaatst:

werken - werkte - gewerkt
kleien - kleide - gekleid
reizen - reisde - gereisd

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sterke werkwoorden
Bij sterke werkwoorden (ook wel ‘onregelmatige werkwoorden’ genoemd) verandert de klinker in de verleden tijd en eindigt het voltooid deelwoord op 
-en:

lezen - las - gelezen
lopen - liep - gelopen
helpen - hielp - geholpen
wijzen - wees - gewezen

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Als hij klaar is, verzamel..  hij alle spullen weer. 

2. Ik hoop dat er iets spannends gebeur... 

3. De dame die daar loopt, vin.. ik geweldig. 

4. Sperziebonen lust ik het liefst omwikkel.. met spek.

5. Ik vind het mooi om te lezen dat hij hier aandacht aan besteed..   in zijn boek.

6. Hierbij is het de bedoeling dat je jezelf ontwikkel… 

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weektaak

§7 lees theorie +
maak opdracht 1 t/m 5 (p. 252-253)
§8 lees theorie +
maak opdracht 1 t/m 4 + 7 (p. 254-255)
§9 lees theorie +
maak opdracht 1 + 2
Klaar?
§7 opdracht 7 (tweetal)
§8 opdracht 6 en 7 
Aan de slag!

Wat? Weektaak
Hoe? Noteer antwoorden in je schrift
Tijd? 20 minuten
5 minuten = helemaal stil, daarna mag je zachtjes overleggen.
Vraag? Steek je vinger op
Klaar? Zie weektaak
Ook klaar? Haal nakijkboekje en kijk alles na

timer
20:00

Slide 35 - Tekstslide

hv
Even checken..
Wat is de verleden tijd?
  • ik rijd      – ik ……...    – wij ……...
  • ik weet    – ik ……...    – wij …...…
  • ik giet      – ik ……...    – wij ……...
  • ik zend     – ik ……...    – wij …..….
  • ik leef       – ik .….....    – wij ……...
  • ik kauw    – ik ..…....    – wij ……...

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Even opfrissen
Sterke of zwakke werkwoorden: welke veranderen van klank in de verleden tijd?

Hoe weet je of je een sterk werkwoord in het enkelvoud in de verleden tijd met een -t of een -d wordt geschreven? 

Op welke letter(s) eindigt de persoonsvorm in de verleden tijd nooit?

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies