5.8 spelling

Pak je iPad
- Vul je flexlessen in!!! (Week 24, 25 en 26)

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Pak je iPad
- Vul je flexlessen in!!! (Week 24, 25 en 26)

Slide 1 - Tekstslide

5.8 spelling

Slide 2 - Tekstslide

Vorige les
- Woordsoorten
- av, wkv, vrv

Slide 3 - Tekstslide

Doel
Aan het eind van de les weet je
- hoe je tussenletters gebruikt
- waar je het koppelteken plaatst
- waar je het weglatingsstreepje plaatst

Slide 4 - Tekstslide

Nakijken
5.7 opdracht 9

Slide 5 - Tekstslide

Tussenletters in samenstellingen
Wat is een samenstelling?


 

Slide 6 - Tekstslide

Tussenletter -s
Hoor je een -s? Dan schrijf je die.


mening + verschil = meningsverschil
Begint het tweede woord met een -s (of s-klank), vervang dat woord dan door een ander woord.
liefde + liedje = liefdesliedje dus ook liefde + scène = liefdesscène

Slide 7 - Tekstslide

Tussenletters -n of -en
Basisregel: heeft het eerste deel een mv op -en? Schrijf dan mv van het eerste deel + het tweede deel.
hond - honden + hok = hondenhok


Slide 8 - Tekstslide

Uitzonderingen
Je schrijf geen tussen -n of -en als het eerste deel:
- geen zn is: hogeschool, huilebalk
- geen mv heeft: tarwemeel, melkfles
- alleen een mv heeft op een -s: aspergesoep, douchekraan
- een mv heeft op een -s en op -(e)n: groenteboer, geboortecijfer
- aangeeft hoe groot, goed, leuk iets is. (De samenstelling is dan een bn) reuzeleuk, apetrots
- uniek is (bestaat er maar één van): zonnebank, maneschijn

Slide 9 - Tekstslide

Maken
5.8: opdracht 2, 3 en 6 (digitaal)

Klaar?
- Werk aan je fictieopdracht
- Woorden leren in Quizlet


Slide 10 - Tekstslide

Deel 2

Slide 11 - Tekstslide

Vorige les
Tussenletters

Slide 12 - Tekstslide

Doel
Aan het eind van de les weet je
- hoe je tussenletters gebruikt
- waar je het koppelteken plaatst
- waar je het weglatingsstreepje plaatst

Slide 13 - Tekstslide

Welk antwoord is goed?
A
dorpsstraat
B
dorpstraat

Slide 14 - Quizvraag

Welk antwoord is goed?
A
pannekoek
B
pannenkoek

Slide 15 - Quizvraag

Welk antwoord is goed?
A
roggebrood
B
roggenbrood

Slide 16 - Quizvraag

Welk antwoord is goed?
A
groentenboer
B
groenteboer

Slide 17 - Quizvraag

Welk antwoord is goed?
A
kattenbak
B
kattebak

Slide 18 - Quizvraag

Welk antwoord is goed?
A
apentrots
B
apetrots

Slide 19 - Quizvraag

Welk antwoord is goed?
A
docentenhandleiding
B
docentehandleiding

Slide 20 - Quizvraag

Weglatingsstreepje
Soms komt een deel van het woord twee keer voor.

Een iPad heeft voordelen en nadelen.
Een iPad heeft voor- en nadelen.
Ik ga op maandagavond of woensdagavond volleyballen.
Ik ga op maandag- of woensdagavond volleyballen.

Slide 21 - Tekstslide

stageuren

Slide 22 - Tekstslide

naapen

Slide 23 - Tekstslide

zoeven

Slide 24 - Tekstslide

Koppelteken
Bij sommige woorden kun je niet zien hoe je ze moet uitspreken.

Wanneer gebruik je ze nog meer?
- Landen en steden met extra plaatsinformatie
Noord-Brabant, Zuid-Amerika, Midden-Nederland.
- Bij afkortingen
$-teken, hbo-student, 70-jarige

Slide 25 - Tekstslide

- Bij dubbele achternamen
Agneta Kalenkamp-Koenderink
- Bij een functie, rang of titel
assistent-bedrijfsleider, minister-president
- Bij vaste combinaties
woon-werkverkeer, haat-liefdesverhouding
- Bij niet, oud en ex
niet-roker, oud-klasgenoot, ex-collega

Slide 26 - Tekstslide

Maken
5.8: opdracht 7, 8 

Klaar?
- Werk aan je fictieopdracht
- Woorden leren in Quizlet (donderdag toets!)

Slide 27 - Tekstslide