WOORDEN plus OPDRACHTEN Kennismaken - rose- dag 8
1 / 20
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Welke persoon is de broer van je vader of moeder?
A
de oom
B
de nicht
C
de opa
D
de tante
Slide 8 - Quizvraag
Welke persoon is de zus van je vader of moeder?
A
de oma
B
de vader
C
de oom
D
de tante
Slide 9 - Quizvraag
Welke twee personen horen bij elkaar?
A
broer en opa
B
opa en oma
C
zus en oma
D
oom en tante
Slide 10 - Quizvraag
De neef is .............
(er zijn meer goede antwoorden)
(er zijn meer goede antwoorden)
A
een kind van je oom/tante
B
de zoon van je broer/van je zus
C
de zoon van je oom / van je tante
D
de dochter van oom/tante
Slide 11 - Quizvraag
Kun je het juiste woord invullen?
Ik speel graag met mijn .........., de dochter van mijn tante.
Ik speel graag met mijn .........., de dochter van mijn tante.
A
zus
B
nicht
C
neef
D
broer
Slide 12 - Quizvraag
Welke personen horen
bij een familie?
bij een familie?
Slide 13 - Woordweb
Welke telefoon is het oudst?
A
B
C
D
Slide 14 - Quizvraag
Mijn mobiel heb ik nog maar 1 week, hij is .................
A
rood
B
nieuw
C
klein
D
oud
Slide 15 - Quizvraag
Mijn oma is 94 jaar, dat is echt heel .........
A
groot
B
jong
C
oud
D
klein
Slide 16 - Quizvraag
Wie heeft hier vrij?
A
B
C
D
Slide 17 - Quizvraag
Vrij hebben
betekent ..................
betekent ..................
A
Ik heb vrije tijd
B
Ik moet werken
C
Ik hoef niet naar school
D
Ik hoef niet te werken
Slide 18 - Quizvraag
In welke zin lees je de betekenis van
vrij (hebben)
vrij (hebben)
A
Vandaag heb ik veel les.
B
Vandaag hoef ik niets te doen, heerlijk!
C
Het is een drukke dag op school.
D
Ik moet op tijd op mijn werk zijn.
Slide 19 - Quizvraag
Wat doe jij als je vrij hebt?
