Thema 1 - dag 8

Thema 1  
kennismaken
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Thema 1  
kennismaken

Slide 1 - Tekstslide

spelen
  • voor je plezier iets doen
  • werkwoord: ik speel - wij spelen
  • spel/sport/muziek maken
  • spelen < -- > werken
  • zin: Zij speelt gitaar.
  • zin: De kinderen spelen met de bal.

Slide 2 - Tekstslide

de oom / de tante
  • de oom = de broer van je vader of je moeder
  • de tante = de zus van je vader of je moeder
  • de  oom -  de ooms
  • de tante - de tantes
  • zin: De broer van mijn moeder is mijn oom Paul. Tante Jet is de zus van mijn vader.

Slide 3 - Tekstslide

de neef
  • de zoon van je broer / van je zus
  • de zoon van je oom / van je tante
  • de neef  <---> de nicht
  • de neef - de neven
  • zin: Ik heb drie neven. Zij heten Henk, Karel en Piet.

Slide 4 - Tekstslide

de nicht
  • de dochter van je oom / van je tante 
  • de dochter van je broer / van je zus
  • de nicht <---> de neef
  • de nicht -  de nichten
  • zin: Ik heb vijf nichten

Slide 5 - Tekstslide

nieuw
  • iets wat nog niet lang bestaat
  • iets wat je nog niet lang hebt
  • nieuw <---> oud
  • oud-ouder-oudst
  • zin: Onze auto is kapot. We willen een nieuwe auto kopen. 

Slide 6 - Tekstslide

Welke persoon is de broer van je vader of moeder?
A
de oom
B
de nicht
C
de opa
D
de tante

Slide 7 - Quizvraag

Waar zie je
'spelen?
A
B
C
D

Slide 8 - Quizvraag

Welke persoon is de zus van je vader of moeder?
A
de oma
B
de vader
C
de oom
D
de tante

Slide 9 - Quizvraag

Welke twee personen horen bij elkaar?
A
broer en opa
B
opa en oma
C
zus en oma
D
oom en tante

Slide 10 - Quizvraag

De neef is .............
(er zijn meer goede antwoorden)
A
een kind van je oom/tante
B
de zoon van je broer/van je zus
C
de zoon van je oom / van je tante
D
de dochter van oom/tante

Slide 11 - Quizvraag

Kun je het juiste woord invullen?
Ik speel graag met de dochter van mijn tante. Zij is mijn ............

A
zus
B
nicht
C
neef
D
broer

Slide 12 - Quizvraag

Welke personen horen
bij een familie?

Slide 13 - Woordweb

Mijn telefoon heb ik nog maar 1 week, hij is .................
A
rood
B
nieuw
C
klein
D
oud

Slide 14 - Quizvraag

Mijn oma is 94 jaar, dat is echt heel .........
A
groot
B
jong
C
oud
D
klein

Slide 15 - Quizvraag