Examenvragen Begripsvragen

Begripsvragen
De vorige les ging over structuurvragen. Daar ging het over:

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Begripsvragen
De vorige les ging over structuurvragen. Daar ging het over:

Slide 1 - Tekstslide

Nu de begripsvragen
Voorbeelden:

Slide 2 - Tekstslide

Nederlandse voorbeelden
  • Waarom is dit volgens de tekst belangrijk?
  •  Wat heb je volgens... nodig om?
  • Welke argumenten geeft... voor...?
  • Volgens Paul Kirschner kunnen mensen niet multitasken (alinea’s 4 en 5). Toch blijkt dit niet voor alle situaties te gelden.
     Leg uit wanneer mensen niet kunnen multitasken en wanneer wél.

Slide 3 - Tekstslide

Duitse voorbeelden
  • “ein Heile-Welt-Bahnhof” (alinea 3)
 Wat bedoelt Marina hiermee?
  • Behalve plezier hebben in zwemmen moet een ijszwemmer volgens Wittwer over nog twee eigenschappen beschikken.
Welke twee eigenschappen zijn dat? (alinea 5)
  • Welche Aussage über Wittwer ist dem 4. Absatz nach richtig? (Welke uitspraak over Wittwer (iemands naam) volgens alinea 4 juist?)
  • Woran liegt das? (Waar ligt dat aan?)
  • Aus welchem Grund... (Om welke reden)


Slide 4 - Tekstslide

woordenschat
Oefen nu je woordenschat: Train vooral Duits-Nederlands

https://app.memrise.com/course/6237744/examenwoorden-m3/

Als je vindt dat je voldoende geoefend hebt, kun je jezelf 'controleren' op bij de volgende dia's. Onthoud voor jezelf hoeveel goede antwoorden je hebt, dat noteer je in de laatste dia.


Slide 5 - Tekstslide

Wat is in het Duits: de regel
A
der Satz
B
die Zeile
C
der Absatz

Slide 6 - Quizvraag

Wat is in het Duits: de zin
A
der Satz
B
der Absatz
C
die Zeile

Slide 7 - Quizvraag

Wat is in het Duits: de alinea
A
der Kern
B
die Zeil
C
der Absatz

Slide 8 - Quizvraag

Wat is 'der Hauptgedanke'
A
het hoofdgerecht
B
de hoofdgedachte
C
de hoofdprijs

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord betekent 'samenvatten'
A
zusammenfassen
B
erklären
C
mitteilen

Slide 10 - Quizvraag

Welk woord betekent: verklaren
A
zusammenfassen
B
erklären
C
mitteilen
D
meinen

Slide 11 - Quizvraag

Welk woord betekent: de open plaats in een tekst'
A
die Erklärung
B
der Loch
C
die Lücke

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent: 'die Aussage'
A
de uitspraak
B
de bewering
C
de verklaring

Slide 13 - Quizvraag

Wat betekent 'schließen'
A
schieten
B
sluiten
C
concluderen

Slide 14 - Quizvraag

Aantal goede antwoorden
Noteer hier hoeveel antwoorden je goed had

Slide 15 - Tekstslide