Herhaling blok 4 3bb2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

Herhaling blok 4

Werkwoordelijk gezegde:

• Alle werkwoorden in de zin
• Wat zijn werkwoorden?

1. De gymleraar heeft Demi vandaag de salto geleerd.  

Onderwerp: 

• Wie/wat + werkwoordelijk gezegde

1. Sterres ouders hebben haar een eigen kamer beloofd.  

Lijdend voorwerp:

• Wie of wat + onderwerp + werkwoordelijk gezegde
• Let op! volgorde kan veranderen!

1. De burgemeester had die voetbalwedstrijd verboden.  

Meewerkend voorwerp: 

• Een meewerkend voorwerp begint vaak met 'aan'
• Voor wie + ww gez + ond + lv
• Het antwoord is de ontvanger, en dus het meewerkend voorwerp!

Klaas geeft een nieuwe halsband aan zijn kat. 

Meewerkend voorwerp:

Er zijn uitzonderingen!!!

• Als het zinsdeel met 'aan' of 'voor' begint, is het NIET altijd het meewerkend voorwerp

Die oude buurman zie ik vaak voor het raam staan. 

Bijwoordelijke bepaling:

• Vertelt meer over de gebeurtenis of handeling van een zin. 
• Ze geven bijvoorbeeld antwoord op de vraag waar of waardoor iets gebeurt.
• Vraag waar, wanneer, waardoor, waarmee, waarnaar, hoe, hoeveel?
• Begint vaak met een voorzetsel.

• De stad was niet meer te overzien door de grote drukte. 
• We lagen heerlijk aan het strand.

Persoonlijk voornaamwoord

• Personen
• Dieren
• Dingen

Bezittelijk voornaamwoord

• Geven een bezit aan

Bijvoeglijk

• Zegt iets over het zelfstandig naamwoord

Zelfstandig

• Staat een lidwoord voor het bezittelijk voornaamwoord

Samenstelling

• Een woord dat uit twee of meer losse woorden bestaat 

Koppelteken

• Een liggend streepje tussen twee woorden
• Verwarring bij uitspraak 

Bijzonder taalgebruik

• Woorden gebruiken die eigenlijk niet nodig zijn 

Letterlijk en figuurlijk

Letterlijk: je bedoelt precies wat je zegt

Figuurlijk: je bedoelt iets anders dan wat je zegt. Je gebruikt een beeld om iets duidelijk te maken.

Tekstverbanden en signaalwoorden

Zie het schema op blz 216 & 217

Aan de slag!

Wat - Oefentoets

Hoe - zelfstandig en stil

Hulp - Meneer Koster

Tijd - Tot einde van de les

Uitkomst - Gewerkt aan oefentoets

Klaar - Iets voor jezelf