De ontkenning

Mardi, le 9 janvier



Mercredi, 1er décembre
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Mardi, le 9 janvier



Mercredi, 1er décembre

Slide 1 - Tekstslide

Tussentoets!
Jullie hebben de toets dinsdag 23 januari blok 5.
De toets is op papier.

Slide 2 - Tekstslide

Wat moet je leren voor de toets?
  • Woordjes A, B, E en F FR<->NL (p. 90-91).
  • Zinnetjes C en G FR<->NL (p. 92).
  • De getallen tot en met 69 (p. 92).
  • Het lidwoord (p. 55).
  • Het persoonlijk voornaamwoord (p. 55).
  • Het werkwoord avoir (p. 55).
  • Het regelmatige werkwoord op -er (p. 93).
  • De ontkenning (p. 93).

Slide 3 - Tekstslide

Wat eten ze in la France?
Bekijk het filmpje en schrijf op in je schrift:
  1. Welke maaltijden zag je?
  2. Kies 3 dingen uit die jou lekker lijken (in het Frans of in het Nederlands.


Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Lesdoelen deze week:
  • Ik kan in het Frans zinnen ontkennend maken


Slide 6 - Tekstslide

Lesdoelen deze week:
  • Ik kan in het Frans zinnen ontkennend maken


Slide 7 - Tekstslide

Ik kan een zin ontkennend maken
  • Ik heb zin in vandaag! - Ik heb geen zin in vandaag.
  • Ik ken de woordjes! - Ik ken de woordjes niet.

Slide 8 - Tekstslide

In het Nederlands

Niet of geen

Ik ga niet naar school.
Ik heb geen geld.

In het Frans

ne ... pas of n' ... pas

Je ne vais pas au collège.
Je n'ai pas d'argent.

Slide 9 - Tekstslide

La négation - De ontkenning
Hoe maak ik een Franse zin ontkennend?​

De ontkenning in het Frans bestaat uit twee delen: ne + pas. 

Om zinnen ontkennend te maken, zet je het eerste deel 
van de ontkenning (ne) vóór de persoonsvorm en het 
tweede deel (pas) direct achter de persoonsvorm.

Ik ga niet naar huis. – Je ne vais pas à la maison.

Slide 10 - Tekstslide

La négation - De ontkenning
Attention!
Als de persoonsvorm begint met een klinker of een stomme h dan verandert ne in n’.​

Zij houdt niet van friet – Elle n’aime pas les frites. 


Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Link

Les lunettes

Slide 13 - Tekstslide

Le hamburger 

Slide 14 - Tekstslide

Meer voorbeelden:

J'aime les films drôles.
J'habite à Paris.
Il regarde la télévision.
Nous sommes malades.





Je n'aime pas les films drôles.
Je n'habite pas à Paris.
Il ne regarde pas la télévision.
Nous ne sommes pas malade.

Slide 15 - Tekstslide

Stappenplan!
1: Bepaal wat de persoonsvorm in de zin is.

2: Plaats ne of n' voor de persoonsvorm.

3: Plaats pas achter de persoonsvorm.

Slide 16 - Tekstslide


Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?
Nous parlons français.

Slide 17 - Open vraag


Maak de zin ontkennend:
Nous parlons français.

Slide 18 - Open vraag


Maak de zin ontkennend:
Elle danse toute seule.

Slide 19 - Open vraag


Maak de zin ontkennend:
Charlotte travaille au restaurant. 

Slide 20 - Open vraag


Maak de zin ontkennend:
Il a 13 ans.

Slide 21 - Open vraag

Let op!


C'est un problème.




Fais attention!


Ce n'est pas un problème. 

De ontkenning van c'est is ce n'est pas. 

Slide 22 - Tekstslide

Au travail
Ga nu oefenen met de opdrachten in je boek:

Ex. 30b, 31, 32, 33 (p. 86-89)

Slide 23 - Tekstslide

Les devoirs - Het huiswerk
Volgende week heb je gemaakt en nagekeken:
- - ex. 30b, 31, 32, 33 (p. 86-89)
- - ex. 23, 24 en 25a, 26a (p. 80-82):
- - hulpwoordjes:
* qu'est-ce que [kesku] = wat?
*à la boulangerie [aa laa boelanzjurrie] = bij de bakker
* à la ... boucherie/pharmacie/pâtisserie / = slager/apotheek/taartjeswinkel
* faire les magasins = shoppen

Slide 24 - Tekstslide

Je comprends!
Ik begrijp het!
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll