8.3 Lengtematen omrekenen

Hoofdstuk 8

Je krijgt een aantal meerkeuzenvragen. Probeer steeds het juiste antwoord te geven.
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 8

Je krijgt een aantal meerkeuzenvragen. Probeer steeds het juiste antwoord te geven.

Slide 1 - Tekstslide

8.3 Lengtematen omrekenen
Lesdoel:
Je leert lengtematen omrekenen

Slide 2 - Tekstslide

8.3 Lengtematen omrekenen
Uitdaging
Je hebt vast weleens gehoord van kilometers, meters, decimeters, centimeters en millimeters.

Maar hoe kun je de ene lengtemaat omrekenen in de andere lengtemaat?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

8.3 Lengtematen omrekenen
De uitleg over lengtematen omrekenen:
kilometer: 1 kilometer is gelijk aan 1000 meter.
kilo = duizend
hectometer: 1 hectometer is gelijk aan 100 meter.
hecto = honderd
decameter: 1 decameter is gelijk aan 10 meter.
deca = tien

Slide 5 - Tekstslide

8.3 Lengtematen omrekenen
De uitleg over lengtematen omrekenen:
decimeter: 1 decimeter is gelijk aan 1/10 meter.
deci = een tiende (1/10)
centimeter: 1 centimeter is gelijk aan 1/100 meter.
centi = een honderdste (1/100)
millimeter: 1 millimeter is gelijk aan 1/1000 meter.
milli = een duizendste (1/1000)

Slide 6 - Tekstslide

8.3 Lengtematen omrekenen
Kan Het Dametje Met De Citroën Mee?
kilometer
            hectometer
                     decameter
                                        meter
                                                  decimeter
                                                           centimeter
                                                                            millimeter

Slide 7 - Tekstslide

8.3 Lengtematen omrekenen
Kan Het Dametje Met De Citroën Mee?
kilometer
            hectometer
                     decameter
                                        meter
                                                  decimeter
                                                           centimeter
                                                                            millimeter

Slide 8 - Tekstslide

Even oefenen.....
Je krijgt een aantal meerkeuzenvragen. Probeer steeds het juiste antwoord te geven.

Slide 9 - Tekstslide

Wat is de juiste volgorde van de lengtematen?

A
Km Dam Hm m Dm Mm Cm
B
Mm Cm Dm Dam M Km Hm
C
Km Hm Dam M Dm Cm Mm
D
Km Hm Dam M Dm Mm Cm

Slide 10 - Quizvraag

3000 cmᵌ = ........ dmᵌ
A
30
B
300
C
3
D
0,3

Slide 11 - Quizvraag

2,5 dmᵌ = .... cmᵌ
A
25000
B
2500
C
250
D
25

Slide 12 - Quizvraag

0,5 mᵌ = .... cmᵌ
A
0,0005
B
0,005
C
500
D
500000

Slide 13 - Quizvraag

5 km = ..........m
A
0,005 m
B
500 m
C
5.000 m
D
0,05 m

Slide 14 - Quizvraag

Huiswerk
Maak opdracht 22, 24, 26, 27 van paragraaf 8.3
- Kijk de vragen na.
- Heb je een aantal fouten? kijk goed naar wat het antwoorden- boek doet, kies zelf nog 2 vragen uit om verder te oefenen.
- Ging het goed? Daag jezelf uit met een uitdagende opdracht.

Slide 15 - Tekstslide

Hoofdstuk 8:
Lengte, omtrek en oppervlakte

Slide 16 - Tekstslide

8.4 Oppervlakte
Leerdoel:
De leerling kent de formule om de oppervlakte te berekenen
De leerling kan de formule gebruiken om de oppervlakte van verschillende vormen te berekenen

Slide 17 - Tekstslide

Oppervlakte
Als we het over oppervlakte hebben, gaan we het hebben over het gedeelte op het figuur wat we willen bekijken. 

Dus hoeveel past er op het vierkant hiernaast met de zijde 4 cm?

Slide 18 - Tekstslide

Oppervlaktemaat
Als we gaan werken met de oppervlakte, zullen we de goede maat moeten gebruiken. Omdat de oppervlakte altijd een lengte en een breedte heeft, gebruiken we als oppervlaktemaat altijd de "vierkante" meter/ centimeter/kilometer. (vierkante geven we weer met een kleine 2)

Slide 19 - Tekstslide

Formule voor de oppervlakte
Als we de oppervlakte gaan uitrekenen dan kijken we dus naar de lengte en de breedte. bv: als we het onderstaande vierkant hebben, dan is de lengte 4 cm en de breedte 4 cm. 

De formule voor de oppervlakte is
lengte x breedte = oppervlakte
4 cm x 4 cm = 16 cm2  (tel de blokjes eens...)

Slide 20 - Tekstslide

Wat is de ppervlakte?

A
13 cm2
B
6,5 cm2
C
12,5 cm2
D
10 cm2

Slide 21 - Quizvraag


Wat is de oppervlakte van deze rechthoek?
A
3,2 cm2
B
32 cm2
C
3,2 dm2
D
32 dm2

Slide 22 - Quizvraag

Oppervlakte van grotere figuren
Bij het figuur hieraast kun je niet zomaar de lengte keer de breedte doen. Dus we moeten het figuur opdelen in 2 delen die we wel kunnen berekenen. Nu is het blauwe gedeelte 5m bij 6m en het oranje gedeelte 3m bij 3,5m. En nu kunnen we gaan rekenen :)

Slide 23 - Tekstslide

Even oefenen.....
Je krijgt een aantal meerkeuzenvragen. Probeer steeds het juiste antwoord te geven.

Slide 24 - Tekstslide

Bereken de oppervlakte
A
40,5 m2
B
48 m2
C
36 m2
D
38,75 m2

Slide 25 - Quizvraag


Bereken de oppervlakte.
A
180m2
B
200m2
C
188m2
D
172m2

Slide 26 - Quizvraag

Huiswerk
Maak opdracht 29, 32, 35 van paragraaf 8.4
- Kijk de vragen na.
- Heb je een aantal fouten? kijk goed naar wat het antwoorden- boek doet, kies zelf nog 2 vragen uit om verder te oefenen.
- Ging het goed? Daag jezelf uit met een uitdagende opdracht.

Slide 27 - Tekstslide