HEY 2.2a Stroom en spanning

2.2 Stroom en spanning les 1
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

2.2 Stroom en spanning les 1

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Je leert wat er stroomt in een elektrische schakeling.
Je leert wat de functie is van de onderdelen van een schakeling.

Slide 2 - Tekstslide

Lading 
2 soorten lading:
  • Positieve lading(+)
  • Negatieve lading(-)

  • Als een voorwerp statisch geladen is, heeft het voorwerp te veel positieve of te veel  negatieve lading.

Slide 3 - Tekstslide

2 soorten lading

  • Materie, opgebouwd uit atomen: positieve (+) en negatieve (-) lading

  • Neutraal voorwerp:  evenveel  + als - lading
Neutron
  • Kern
  • Niet geladen
  • Kan niet verplaatsen
Proton
  • Kern
  • Positief geladen
  • Kan niet verplaatsen
Elektron
  • Negatief geladen
  • Kan verplaatsen

Slide 4 - Tekstslide

Lading
  • Ionen zijn atomen met een overschot of tekort aan elektronen
  • Een zout bestaat uit een binding van positieve en negatieve ionen
  • In metaal bewegen de vrije elektronen. Dat is stroom.

Slide 5 - Tekstslide

Lading
  • Symbool: Q
  • Eenheid: C (Coulomb)
  • Plus en Min
  • Geheel aantal keer de elementaire lading e = 1,602 x 10-19 C
  • Een elektron heeft lading -e = 1,602 x 10-19 C
  • Gelijke lading stoot elkaar af, ongelijke lading                                                            trekt elkaar aan

Slide 6 - Tekstslide

Geleiders en isolatoren

Bij elektrische stroom moet de stroom (de elektronen) worden doorgegeven.

Stoffen die de stroom goed doorlaten noemen we geleiders.

Alle metalen en koolstof zijn geleiders

Stoffen die de stroom tegenhouden noemen we isolatoren.

Alle niet metalen zijn isolatoren.

Slide 7 - Tekstslide

Lading en stroomsterkte
Lading: Symbool Q eenheid Coulomb (C)
Stroomsterkte: Symbool I en eenheid (A).

Stroomsterkte is de hoeveelheid lading die per seconde langsstroomt.

I = Q / t  (stroomsterkte = lading / tijd)

Slide 8 - Tekstslide

Spanning
= druk waarmee de stroom wordt rondgepompt
- Hogere spanning zorgt voor een hogere stroomsterkte. 
- Spanning = U
- Eenheid van spanning is volt [V]

Slide 9 - Tekstslide

Spanning en stroomsterkte meten
Een Ampere meter meet de stroomsterkte

Een Voltmeter meet de spanning

Slide 10 - Tekstslide

Wat is spanning?
Aantekeningen!

- Stroomsterkte is de hoeveelheid lading per seconde.

- Spanning is de hoeveelheid energie per lading.

Slide 11 - Tekstslide

Spanningsbronnen
4500 mAh
3,7 V
2000 mAh
1,5 V
75 Ah
12 V
???
230 V

Slide 12 - Tekstslide

Capaciteit
75 Ah
12 V
Capaciteit wordt aangegeven in 
mAh of Ah. Hoe hoger dit getal 
hoe langer de batterij mee gaat. 

Slide 13 - Tekstslide

Wat is spanning?
A
De temperatuur van lading
B
De hoeveelheid lading per seconde
C
De elektrische energie
D
De energie die aan lading wordt meegegeven

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de eenheid van lading?
A
Coulomb (C)
B
Ampère (A)
C
Volt (V)
D
Watt (W)

Slide 15 - Quizvraag

De stroomsterkte
Kies de eenheid van de stroomsterkte
A
Volt
B
Ampère
C
Ohm
D
Watt

Slide 16 - Quizvraag

Wat is GEEN isolator?
A
Lucht
B
Rubber
C
Aluminium
D
Kunststof

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de lading van het elektron
A
1 e
B
- 1 e
C
1,6 * 10^-19 C
D
-1,6 * 10^-19 C

Slide 18 - Quizvraag

De stroomsterkte
Noteer het symbool van de stroomsterkte
A
U
B
I
C
R
D
P

Slide 19 - Quizvraag

Wat is geen geleider
A
Ijzer
B
Koper
C
Water
D
Lucht

Slide 20 - Quizvraag

Het symbool van spanning is...... en de eenheid van spanning is........ .
A
P ; W
B
U ; V
C
I ; A
D
U ; MV

Slide 21 - Quizvraag

Wat is stroomsterkte?
A
De grootte van de weerstand in een deel van de stroomkring.
B
De grootte van de stroom in een deel van de stroomkring.
C
De grootte van de frequentie in een deel van de stroomkring.
D
De grootte van de spanning in een deel van de stroomkring.

Slide 22 - Quizvraag

Aan de slag
2.2 Stroom en spanning lezen 
Maken opdr. 8 t/m 17

Slide 23 - Tekstslide