ir + voorzetsels

Mis hermanos hay/está/están en casa.

A
hay
B
está
C
están
1 / 31
volgende
Slide 1: Quizvraag
SpaansMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Mis hermanos hay/está/están en casa.

A
hay
B
está
C
están

Slide 1 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

¿Hay/está/están un supermercado por aquí?
A
hay
B
está
C
están

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

¿Dónde hay/está/están el supermercado?
A
hay
B
está
C
están

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hay/está/están muchos restaurantes en mi ciudad.
A
hay
B
está
C
están

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Holanda hay/está/están en Europa.
A
está
B
están
C
hay

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

verbo: ir = gaan
yo
él/ella/usted

nosotros/-as
vosotros/-as
ellos/ellas/ustedes
voy
vas
va

vamos
vais 
van
+ a = naar
a + el = al

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

IR=Gaan      IR A=Gaan naar
yo
voy a
vas a
el/ella/usted
va a
nosotros
vamos a
vosotros
váis a
ellos/ellas/ustedes
van a

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het werkwoord ir= gaan
ir
voy
vas
va
vamos
vais
van
a


de


en
ir a = gaan naar : voy a Cali
ir a + infinitivo: nabije toekomst:
         mañana voy a visitar el museo
ir de : in uitdrukkingen: ir de compras
            ir de vacaciones, ir de excursión, ir              de copas, ir de tapas
ir en + vervoermiddel: ir en avión,    
          ir en coche, ir en bicicleta
ir a pie
ir a caballo
a + el          al
voy a el museo: voy al museo

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ir a ...  / ir en ...
gaan naar ..
/ met de ... gaan

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ir

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

IR A + hele werkwoord
"iets" gaan doen in de nabije toekomst
Het "iets" geef je aan met het hele werkwoord

Voy a bailar (ik ga dansen)
Van a comer (zij gaan eten) 
Vamos a ir a la playa (wij gaan naar het strand)
Dit kun je goed gebruiken in je VLOG !!
Ahora voy a hablar sobre ... (nu ga ik iets vertellen over)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

uso:
Uso
Ir a + Infinitivo (= hele werkwoord) drukt uit wat men van plan is te doen in de toekomst:
El próximo año Juan va a estudiar Derecho.
— Juan gaat volgend jaar rechten studeren.
Vamos a ver. — We zullen zien.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

https://youtu.be/ick73VTDnwA

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

9

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Ir
A
gaan
B
luisteren

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maria ____________ (ir) a la casa de su amiga.
A
va
B
vas
C
vamos
D
van

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke zin gebruik je
Ir + a + Infinitivo
A
Ik ga vanavond patat eten.
B
Vorige week was ik Spaans aan het leren.
C
Gisteren ging ik een rondje lopen

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Después ................(nosotros, ir) a la Costa Brava.
A
vamos
B
fuimos
C
ir
D
fui

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Después ................(nosotros, ir) a Gijón.
A
vamos
B
fuimos
C
ir
D
fui

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Juan (ir) a la piscina.
A
va
B
viene
C
vienen
D
venís

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mañana yo_______(ir) a Málaga de vacaciones.
A
iro
B
va
C
vamos
D
voy

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nosotros (ir) a la playa.
A
voy
B
imos
C
vamos
D
vais

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mi abuela (ir) a la iglesia.
A
vas
B
va
C
voy
D
van

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

¿Te gustaría ir ____ parque?
A
a el
B
al
C
en
D
in

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

¿Te gustaría ir ____ bolera?
A
a el
B
al
C
en
D
a la

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

¿Te gustaría ir ____ compras?
A
a el
B
al
C
de
D
a la

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

ir en bici
A
te voet gaan
B
met de motor gaan
C
met de bus gaan
D
met de fiets gaan

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

ir al bosque
ir a la playa
ir a visitar los abuelos
ir al teatro
ir de compras
hacer deporte

Slide 28 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de juiste vorm van 'ir' naar het juiste doel.
Stacy y Rob _____ (ir) a escuchar música.
Rick y yo______(ir) al cine
¿Tú________ (ir-tú) a casa en coche?
Yo _______ (ir) a la peluquería
¿Lisa y tú _____(ir - vosotros) de vacaciones a Francia?
van
vamos
vas
voy
vais

Slide 29 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is het een leerzame les geweest voor je?
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel punten zou je deze les geven?
010

Slide 31 - Poll

Volgende vraag > wat is er nodig voor jou om de volledige 10 punten te geven?