'Het meisje dat daar loopt.' of 'Het meisje die daar loopt.'?
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
In deze les zitten 39 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Verwijzen
'Het meisje dat daar loopt.' of 'Het meisje die daar loopt.'?
Slide 1 - Tekstslide
de / het
de-woorden
verwijzen met deze, die
het-woorden
verwijzen met dit/dat
Slide 2 - Tekstslide
Categorie 2
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
Slide 3 - Tekstslide
M / V / O
de-woorden
mannelijk / vrouwelijk
het-woorden
onzijdig
Slide 4 - Tekstslide
Onzijdig
het-woorden zijn altijd onzijdig
Namen van landen, steden, provincies en clubs zijn altijd onzijdig
Slide 5 - Tekstslide
M / V / O
mannelijk
=> hij, hem, zijn / deze, die
vrouwelijk
=> zij, ze, haar / deze, die
onzijdig
=> het, zijn / dit, dat
Slide 6 - Tekstslide
Mannelijk/vrouwelijk
de-woorden => mannelijk of vrouwelijk
Soms is het aan een woord te zien of het M / V is. Vaak niet. Dan geeft een woordenboek duidelijkheid.
Slide 7 - Tekstslide
Mannelijk of vrouwelijk
Soms kan de zin zelf ook duidelijkheid geven:
Let op het woord 'hoed'
De hoed (m/v?) ligt niet op de kapstok. Hoe kan dat nou? Ik heb hem gister daar wel neergelegd en nu is ...(vul in)... weg. Grrrrr!
Slide 8 - Tekstslide
Categorie 3
hen / hun
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
hen
Na een voorzetsel
Ik heb heel lang op hen/hungewacht.
Als het lijdend voorwerp is
Ik zie hen/hun nooit meer.
Slide 11 - Tekstslide
hun
Als het een bezittelijk voornaamwoord is
Dat is hen/hun nieuwe auto.
Als het meewerkend voorwerp is
Ik geef hen/hun een cadeautje.
Ik heb hen/hun een nieuwe opdracht gegeven.
Slide 12 - Tekstslide
Categorie 4
dieren / mensen
Slide 13 - Tekstslide
Let op!
- Naar dieren en dingen verwijs je met daar/waar+voorzetsel (daarvan, waarover)
- Naar mensen verwijs je met voorzetsel+wie (van wie, over wie):
De SRV-manbij wie ik wekelijks boodschappen doe, beschikt over een luxe wagen, waarmee hij door het dorp rijdt
Verwijswoorden - dieren/mensen
Slide 14 - Tekstslide
Mijn oma, ........................... ik elke dag een appje krijg, heeft een auto .......................... ze veel kilometers aflegt.
waarvan
van wie
waarmee
met wie
Slide 15 - Sleepvraag
Categorie 5
dat / wat
Lesboek blz. 100
derde stukje, vierde voorbeeld
(Het mooiste dat... enz.)
Slide 16 - Tekstslide
Vergelijk
We hebben een zusje gekregen, wat we allemaal heel leuk vinden.
We hebben een zusje gekregen, dat we allemaal heel leuk vinden.
=> één letter verschil en de hele zin is anders. Leg uit.
Slide 17 - Tekstslide
Dat
Weet je eigenlijk al...
Slide 18 - Tekstslide
Wat (1)
Als het antecedent één van de volgende woorden is
alles, iets, niets, (het) enige, datgene
=> Het enigewat je moet doen is een wekker zetten.
=> Alleswat ik voor je heb gedaan, ben je al vergeten.
=> Ik kan niets doen wat je gelukkig maakt.
Slide 19 - Tekstslide
Wat (2)
Als het antecedent de overtreffende trap is
grootste, minste
Het leukstewat ik ooit heb gedaan is.....
Let op! Wat is het antecedent?
Het leukste boek dat/wat ik ooit heb gelezen is ....
Slide 20 - Tekstslide
Wat (3)
Als het antecedent een hele zin is
Karin heeft een 4,0 voor wiskunde gehaald, wat ze heel vervelend vond om te vertellen.
=> Het antecedent in de voorbeeldzin kun je ook als aparte zin gebruiken. Hij is helemaal compleet, klaar om te ontleden.
Slide 21 - Tekstslide
Vergelijk
We hebben een zusje gekregen, wat we allemaal heel leuk vinden.
We hebben een zusje gekregen, dat we allemaal heel leuk vinden.
=> één letter verschil en de hele zin is anders. Leg uit.
Slide 22 - Tekstslide
maken.wikiwijs.nl
Slide 23 - Link
www.cambiumned.nl
Slide 24 - Link
Nu maken
H3 Grammatica
(verwijzen):
startopdracht, 1, 2, 3
Slide 25 - Tekstslide
Vorige week verscheen in de krant een artikel die veel stof deed opwaaien.
Fouten met verwijswoorden
Slide 26 - Tekstslide
Naar de-woorden verwijs je met die, naar het-woorden met dat. Artikel is een het-woord, dus die moet dat zijn.
Vorige week verscheen in de krant een artikel die veel stof deed opwaaien.
Fouten met verwijswoorden
Slide 27 - Tekstslide
De koninklijke familie dankt zijn status aan Willem van Oranje, de Vader des Vaderlands.
Fouten met verwijswoorden
Slide 28 - Tekstslide
Het woord familie is vrouwelijk, dus zijn moet haar zijn.
De koninklijke familie dankt zijn status aan Willem van Oranje, de Vader des Vaderlands.
Fouten met verwijswoorden
Slide 29 - Tekstslide
Veel Amerikanen weten niet dat New York vroeger Nieuw Amsterdam heette, maar daar kun je hen niet de schuld van geven als ze er op school niets over geleerd hebben.
Fouten met verwijswoorden
Slide 30 - Tekstslide
Na een voorzetsel en als lijdend voorwerp gebruik je hen, maar als meewerkend voorwerp zonder voorzetsel gebruik je hun: hen moet hun zijn.
maar daar kun je hen niet de schuld van geven als ze er op school niets over geleerd hebben.
Fouten met verwijswoorden
Slide 31 - Tekstslide
Finland staat al jaren bekend om haar uitstekende onderwijsresultaten.
Fouten met verwijswoorden
Slide 32 - Tekstslide
Namen van landen, provincies, steden en clubs en ook verkleinwoorden zijn het-woorden, waarnaar je verwijst met het en zijn: haar moet zijn zijn.
Finland staat al jaren bekend om haar uitstekende onderwijsresultaten.
Fouten met verwijswoorden
Slide 33 - Tekstslide
Onze zeehelden, waarnaar in veel steden straten zijn vernoemd, waren geen lieverdjes.
Fouten met verwijswoorden
Slide 34 - Tekstslide
Naar dieren en dingen verwijs je met waar+voorzetsel (waarover, waarvoor enz.), maar naar mensen met voorzetsel + wie (over wie, voor wie enz.), dus waarnaar moet naar wie zijn.
Fouten met verwijswoorden
Slide 35 - Tekstslide
Het mooiste dat ik ooit voor mijn verjaardag heb gekregen, is een gouden armband.
Fouten met verwijswoorden
Slide 36 - Tekstslide
Het verwijswoord wat gebruik je om te verwijzen naar een overtreffende trap: mooiste is een overtreffende trap, dus dat moet wat zijn.