Startrekenen 1F H9 verhoudingen en breuken

Startrekenen 1F
Hoofdstuk 9
Verhoudingen en Breuken
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Startrekenen 1F
Hoofdstuk 9
Verhoudingen en Breuken

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van dit hoofdstuk:


Weet je dat verhoudingen en breuken bij elkaar horen

Kun je verhoudingen met hulp van een breuk uitrekenen

Kun je hierbij een verhoudingstabel gebruiken


Slide 2 - Tekstslide

Les 1: verhoudingen en breuken
Aan het einde van deze les:

 - weet je dat verhoudingen en breuken bij elkaar horen.

- kun je hiermee rekenen met hulp van een verhoudingstabel

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wat is de teller? Wat is de noemer?
De breuk is 7/15
A
De teller is 15 en de noemer is 7
B
De teller is 7 en de noemer is 15

Slide 5 - Quizvraag

het getal 4 is de .... van de breuk
3/4
A
Teller
B
Noemer

Slide 6 - Quizvraag

Je kunt een verhouding als breuk schrijven:
3 van de 10 Lampen                    3/10
4 van de 5 treinen rijden op tijd                4/5
1 op de 4 Nederlanders werkt thuis                    1/4
Breuken als verhouding

Slide 7 - Tekstslide

Schrijf de breuk:
1 van de 2 leerlingen is een meisje

Slide 8 - Open vraag

2 op de 5 mensen zijn afwezig

Slide 9 - Open vraag

Je kunt een breuk ook als verhouding opschrijven:
3/8 van de boeken zijn verkocht               3 van de 8
2/5 van de mensen wonen in een stad            2 van de 5
Breuken als verhouding

Slide 10 - Tekstslide

Schrijf als verhouding:
3/5 van de bedrijven heeft een eigen kantine

Slide 11 - Open vraag

De helft van de mensen gaat op wintersport

Slide 12 - Open vraag

5/6 van de eieren is kapot gevallen

Slide 13 - Open vraag

Een derde van de kantoren staat leeg

Slide 14 - Open vraag

Als je een verhouding opschrijft als een breuk, moet je de breuk vereenvoudigen.

Vereenvoudigen (een breuk anders opschrijven) doe je zo:

Slide 15 - Tekstslide

Je kunt een verhoudingstabel gebruiken om een breuk te vereenvoudigen. Vereenvoudigen betekent dat je de getallen kleiner maakt.
Als je vereenvoudigt, gebruik je altijd delen door.
Breuken in verhoudingstabel

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Link

Samen oefenen:

6 van de 10 stukken pizza zijn opgegeten. Welk deel van de pizza is opgegeten?
Stap 1: schrijf de verhouding op als breuk
Stap 2: Zet de breuk in een tabel
Stap 3: Deel allebei de getallen door dezelfde tafel totdat dit niet meer kan

Slide 18 - Tekstslide

6 van de 8 glazen zijn leeg. Welk deel van de glazen is leeg?

Slide 19 - Open vraag

Online: 
- domein 2 verhoudingen en breuken:
- oefeningen
- breuken als verhouding
- verhouding en breuken omrekenen




Boek Hoofdstuk 9
Opdracht 2,3,4 en 5.


Slide 20 - Tekstslide

Les 2: vermenigvuldigen met breuken
Aan het einde van de les:

Kun je een getal uitrekenen dat bij een breuk hoort.

Gebruik je daar een verhoudingstabel bij. 


Slide 21 - Tekstslide

Waarom eigenlijk?
Tomatensoep voor 4 pers.

Hoeveel knoflook heb ik dan nodig voor 8?

En voor 10 personen?

En voor 18 personen?

Slide 22 - Tekstslide

Dat kunnen we dus uitrekenen
toch wel makkelijk als je visite krijgt of een feest geeft.

Ook hier gebruiken we weer een paar stappen om tot het antwoord te komen.

Slide 23 - Tekstslide

Het stappenplan
1. Zoek de verhouding
2. Schrijf de verhouding op als breuk.
3. Maak een tabel met 4 vakjes. Zet de verhouding in een tabel. 
4. Schrijf het getal op waar je naartoe wil werken in het 4de vak. Dat doe je altijd in de onderste rij van de tabel.
5. Reken uit met hulp van pijltjes. Gebruik "X" en ":"


Slide 24 - Tekstslide

Dat doen we even voor.
2 tenen knoflook voor 4 personen
Er komen 18 personen in totaal.


Slide 25 - Tekstslide

We maken 1 taart voor 3 leerlingen: zet dit recept in een verhoudingstabel
Recept is voor 1 leerling.
1 ei
30 gr suiker
30 gr bloem
1 theelepel bakpoeder
2,5 theelepels vanillesuiker
1 grote eetlepel olie
1 grote eetlepel koud water

Slide 26 - Tekstslide

Een winkel verkoopt 60 broeken.
2/5 is blauw. Hoeveel blauwe broeken heeft de winkel verkocht?

Slide 27 - Open vraag

maken
Opdracht 8, 9, 10, 11, 12,13,14 op blz 188 t/m 192

Klaar? Nakijken





Slide 28 - Tekstslide

Breuk met een geheel getal vermenigvuldigen

Slide 29 - Tekstslide

Een voorbeeld

Slide 30 - Tekstslide

Een ander voorbeeld

Slide 31 - Tekstslide

Samen
Er staan 6 glazen cola op tafel
in 1 glas zit 1/5 liter cola.
Hoeveel liter cola staat er in totaal op tafel?

Slide 32 - Tekstslide

Het stappenplan
1. Zoek de verhouding
2. Schrijf de verhouding op als breuk.
3. Maak een tabel met 4 vakjes. Zet de verhouding in een tabel. 
4. Schrijf het getal op waar je naartoe wil werken in het 4de vak. Dat doe je altijd in de onderste rij van de tabel.
5. Reken uit met hulp van pijltjes. Gebruik "X" en ":"


Slide 33 - Tekstslide

In 1 prei-schotel gaat 1/8 liter water.
Hoeveel liter water gaat er
in 5 prei- schotels?

Slide 34 - Open vraag

Online: 
- domein 2 verhoudingen en breuken:
- oefeningen
- breuken als verhouding
- verhouding en breuken omrekenen
- breuken vermenigvuldigen





Boek Hoofdstuk 9
Opdracht 2,3,4 en 5.
T/m 18


Slide 35 - Tekstslide

Terugblik, weten jullie het nog? Breuken vermenigvuldigen

Slide 36 - Tekstslide

Breuken vermenigvuldingen

Slide 37 - Tekstslide

Breuken en decimale getallen zijn eigenlijk hetzelfde, maar je schrijft ze anders op. 

De enige manier om dit te leren, is om het uit je hoofd te leren en heel vaak te oefenen
De volgende komen het vaakst voor:
Les 3: breuken en decimale getallen

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video

Reken de breuk om naar 1/10 (tienden) of naar 1/100) honderdsten. 

Samen 2 voorbeelden bekijken op blz 196 en 197

Hiervoor heb je kennis nodig van decimale getallen, weet je dit niet meer, ga naar hoofdstuk 7 
Een handig trucje

Slide 40 - Tekstslide

Welk decimaal getal is hetzelfde (is gelijk) aan 3/5?





Maken opdracht 20 op blz 198. Samen nakijken.
Samen

Slide 41 - Tekstslide

Je kunt een decimaal getal ook als breuk schrijven.
 
1 getal (decimaal) achter de komma --> 10den
2 getallen (decimalen) achter de komma --> 100sten


Andersom kan ook

Slide 42 - Tekstslide

0,1 spreek je uit als 1 tiende.
Als breuk: 1/10

0,14 spreek je uit als 14 honderdsten
als breuk: 14/100

Voorbeeld

Slide 43 - Tekstslide

Hoe spreek ik het uit? 
Door te luisteren naar de uitspraak weet je of je 10den of 100sten moet gebruiken. 
0,3 spreek je uit als ............ en je schrijft dus..............
0,89 spreek je uit als...............en je schrijft dus..............
1,4 spreek je uit als 1 hele en 4 ............en je schrijft dus..............
3,53 spreek je uit als 3 hele en 53 .... ......en je schrijft dus..............
Belangrijk

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Online: 
- domein 2 verhoudingen en breuken:
- oefeningen
- breuken als verhouding
- verhouding en breuken omrekenen
- breuken vermenigvuldigen
- Breuken en decimalen






Boek Hoofdstuk 9
Opdracht 2,3,4 en 5.
T/m 22



Slide 46 - Tekstslide


Van elke 6 auto's rijdt er 1 te hard

Slide 47 - Open vraag