10. Thema 2, week 2 Les 8 - ZWAKKE WW op -ven en -zen in de verleden tijd
werkwoord: werken
De slager ...... heel erg hard.
1 / 21
Lesduur is: 15 minOnderdelen in deze les
werkwoord: werken
De slager ...... heel erg hard.
Slide 1 - Open vraag
werkwoord: maken
De mensen ...... een koprol.
Slide 2 - Open vraag
werkwoord: maken
De mensen ...... een koprol.
Slide 3 - Open vraag
Is
VERVEN
een zwak werkwoord?
VERVEN
een zwak werkwoord?
A
ja
B
nee
Slide 4 - Quizvraag
Papa …. gisteren de deur
A
verft
B
vervde
C
verfde
D
verfte
Slide 5 - Quizvraag
Is
BLOZEN
een zwak werkwoord?
BLOZEN
een zwak werkwoord?
A
ja
B
nee
Slide 6 - Quizvraag
De jongen ................,omdat hij het meisje leuk vindt.
A
boozt
B
bloosde
C
bloozde
D
blooste
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
werkwoord: niezen
De dame ........ in haar elleboog.
Slide 13 - Open vraag
werkwoord: leven
Wanneer ......... de neanderthalers?
Slide 14 - Open vraag
werkwoord: bonzen
Vanmorgen ...... jij op de deur.
Slide 15 - Open vraag
werkwoord: beloven
Ik ....... dat ik op tijd zou zijn.
Slide 16 - Open vraag
werkwoord: schroeven
Gisteren ..... wij een plankje tegen de muur.
Slide 17 - Open vraag
werkwoord: zweven
De luchtballonnen ........ door de lucht
Slide 18 - Open vraag
werkwoord: geloven
De rechters .......... de misdadiger niet.
