Basisstof 4 Dierlijke cellen

vul het goede woord in..
Tijdens het leven kunnen organismen zich ........ zodat nakomelingen ontstaan
A
voeden
B
bewegen
C
voortplanten
D
uitsterven
1 / 22
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

vul het goede woord in..
Tijdens het leven kunnen organismen zich ........ zodat nakomelingen ontstaan
A
voeden
B
bewegen
C
voortplanten
D
uitsterven

Slide 1 - Quizvraag

een groep samenwerkende organen noemen we.....?

Slide 2 - Open vraag

Van organisme naar cel
A
Organisme, weefsel, orgaan, orgaanstelsel, cel
B
Organisme, orgaan, orgaanstelsel, weefsel, cel
C
Organisme, orgaanstelsel, orgaan, weefsel, cel
D
Organisme, orgaan, weefsel, cel, orgaanstelsel

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een orgaan?
A
Een orgaan is een deel van een organisme met een of meer functies
B
Een orgaan is een deel van het menselijk lichaam met een of meer functies
C
Groep organen met dezelfde functie
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 4 - Quizvraag

Organismen
cel
Organenstelsel
orgaan

Slide 5 - Sleepvraag

Organisatie niveaus van klein naar groot
Cellen
Weefsels
Organen
Orgaanstelsels
Oganisme

Slide 6 - Sleepvraag

basisstof 4 Dierlijke cellen

Slide 7 - Tekstslide

Leerdoel
Dit weet ik al:
Ik weet dat een organisme bestaat uit cellen.

Dit ga ik leren:
  • Aan het einde van de les kan ik de delen van dierlijke cellen benoemen met kenmerken en functies.
  • Aan het einde van de les kan ik een preparaat maken. 


Slide 8 - Tekstslide

dierlijke cel
alle dieren hebben dezelfde soort cellen: dierlijke cellen.

de vorm kan wel verschillen maar de onderdelen zijn hetzelfde.

Slide 9 - Tekstslide

dierlijke cellen
aan de buitenkant van de cel zit het celmembraam

In de cel zit cytoplasma . Dit is een soort stroperige waterige vloeistof waarin alle onderdelen van cel in zitten.

Slide 10 - Tekstslide

dierlijke cellen


de cel heeft ook een celkern de buitenste rand van de celkern is de kernmembraam.


Slide 11 - Tekstslide

celkern
in de celkern liggen chromosomen. 

chromosomen zijn drager van erfelijke matriaal.

chromosomen zijn opgebouwt uit de stof DNA

Slide 12 - Tekstslide

dierlijke cellen
1. celmembraam

2. celkern

3. kernmembraam

4.cytoplasma

Slide 13 - Tekstslide

plantencel
1. celmembraam
2. cytoplasma
3. celkern
4. vacuole
5. bladgroendkorrels/plastiden
6. celwand

Slide 14 - Tekstslide

Materiaal en het preparaat


Materiaal:
  • voorwerpglas/objectglas
  • dekglaasje
  • object (het voorwerp dat je gaat bekijken)
Soms gebruik je ook nog een druppel water of jodium
Het preparaat bestaat uit:

Slide 15 - Tekstslide

Materiaal en het preparaat


Materiaal:
  • voorwerpglas/objectglas
  • dekglaasje
  • object (het voorwerp dat je gaat bekijken)
Soms gebruik je ook nog een druppel water of jodium
Het preparaat bestaat uit:

Slide 16 - Tekstslide

Materiaal en het preparaat


Materiaal:
  • voorwerpglas/objectglas
  • dekglaasje
  • object (het voorwerp dat je gaat bekijken)
Soms gebruik je ook nog een druppel water of jodium
Het preparaat bestaat uit:

Slide 17 - Tekstslide

preparaat maken

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Link

Aan de slag
Wat:
Allereerst lees je de theorie van 3.4 Dierlijke cellen
Je maakt de opdrachten van 3.4 (opdracht 16)

Hoe:
Individueel

Ben je klaar?
--> Dan maak je de Test Jezelf opdrachten
-->Samenvatting van 3.4 schrijven

timer
1:00

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Link

Slide 22 - Link