In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Welkom!
Fijn dat het gelukt is met inloggen.
Zorg dat je de volgende spullen voor je hebt:
lesboek H3 lezen blz. 67
schrift opdracht 3 en 4
pen
leesboek
We starten als de timer op 0:00 staat.
timer
2:00
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen?
opening/welkom/mededelingen
Nakijken en stil lezen
Uitleg
Zelfstandig werken in LessonUp
Zelfstandig werken in Numo
bespreking gemaakt werk
Huiswerk
Evaluatie les
Slide 2 - Tekstslide
Mededelingen
Slide 3 - Tekstslide
In stilte!
Lees stil in je boek.
timer
15:00
Slide 4 - Tekstslide
Lesdoelen
Ik weet het verschil tussen feiten, meningen en argumenten.
Ik kan meningen herkennen en begrijpen.
Slide 5 - Tekstslide
nieuwnederlands.digitaal.noordhoff.nl
Slide 6 - Link
Neem de volgende slides over in je schrift.
Slide 7 - Tekstslide
Feiten en meningen
Een feit kun je controleren.
Een mening is wat iemand vindt. Je kunt het eens of oneens zijn.
Je mening kun je verdedigen en uitleggen met argumenten.
Slide 8 - Tekstslide
Signaalwoorden argumenten
Want
Omdat
Daarom
Namelijk
Slide 9 - Tekstslide
Zelfstandig werken
Ga naar LessonUp.
1. Schrijf de aantekeningen in je schrift.
2. Maak de startopdracht en opdracht 1, 2 en 3 in LessonUp.
De tekst lees je in je boek vanaf bladzijde 90.
De antwoorden lever je in via LessonUp.
3. Oefen in Numo.
4.
Slide 10 - Tekstslide
Startopdracht blz. 90
Zoek de startopdracht op blz. 90. Bekijk de afbeeldingen.
Geef bij de volgende opdrachten antwoord op de vragen.
Veel succes!
Slide 11 - Tekstslide
1. Je moet 10 punten geven aan de lelijkste hond. Welke hond krijgt van jou 10 punten? Hond A, B of C?
Slide 12 - Open vraag
2. In het juryrapport schrijf je waarom de door jou gekozen hond tien punten krijg. Maak de zin af: Hond...vind ik het lelijkst, omdat.......
Slide 13 - Open vraag
Opdracht 1 blz. 91
Zoek de opdracht 1 op blz. 91.
Geef bij de volgende stellingen aan of het om een feit of een mening gaat.
Veel succes!
Slide 14 - Tekstslide
1.a Graffiti maak je door met spuitbussen kunstwerken op openbare plekken te maken.
A
Feit
B
Mening
Slide 15 - Quizvraag
1.b Je ziet graffiti vaak op muren van gebouwen in grote steden.
A
Feit
B
Mening
Slide 16 - Quizvraag
1.c Ik vind dat graffiti echt bij een stad hoort.
A
Feit
B
Mening
Slide 17 - Quizvraag
1.d In juli 2015 werd in Goes een muurkunstfestival gehouden.
A
Feit
B
Mening
Slide 18 - Quizvraag
1.e Op negen buitenmuren werd graffiti gemaakt.
A
Feit
B
Mening
Slide 19 - Quizvraag
1.h Volgens mij is de duif het mooiste kunstwerk ooit gemaakt.
A
Feit
B
Mening
Slide 20 - Quizvraag
Opdracht 2 blz. 91
Zoek de opdracht 2 op blz. 91. Bekijk en lees tekst 2.
Geef bij de volgende opdrachten antwoord op de vragen.
Veel succes!
Slide 21 - Tekstslide
1.g Super A maakte een huizenhoge duif van 32 meter hoog.
A
Feit
B
Mening
Slide 22 - Quizvraag
1.f Dat was heel leuk om een keer te zien.
A
Feit
B
Mening
Slide 23 - Quizvraag
2.1 Wat zijn 'buitenbeentjes'?
Slide 24 - Open vraag
2.2 Noteer twee voorbeelden van buitenbeentjes.
Slide 25 - Open vraag
2.3 Bij welke twee klanten is het onderstreepte gedeelte in de zin het argument?
Slide 26 - Open vraag
2.4 Noteer van elke klant het signaalwoord bij het argument.
Slide 27 - Open vraag
2.5 Welke twee klanten zijn het ongeveer met elkaar eens?
Slide 28 - Open vraag
Opdracht 3 blz. 92
Zoek de opdracht 2 op blz. 92. Bekijk en lees tekst 3.
Geef bij de volgende opdrachten antwoord op de vragen.
Veel succes!
Slide 29 - Tekstslide
3.1 Is de titel een feit of een mening
A
Feit
B
Mening
Slide 30 - Quizvraag
3.2 Wat is het onderwerp van tekst 3?
A
Illegale handel in Ivoor
B
Jacht op olifanten
C
Sieraden van mensentanden
Slide 31 - Quizvraag
3.3 Sleep de juiste betekenis naar de woorden uit de tekst.
Stroperij (al.1)
Illegale (al. 1)
Grondstoffen (al. 2)
Schaars (al. 2)
Formaat (al. 3)
Statement (al. 5)
Stoffen die uit de natuur komen en die nog bewerkt moeten worden
Iets waar weinig van is
Krachtige bewering
Afmeting, grootte
Wat niet mag volgens de wet
Het stiekem vangen of doden van dieren
Slide 32 - Sleepvraag
3.4 Is de eerste zin van alinea 1 een feit of een mening?
A
Feit
B
Mening
Slide 33 - Quizvraag
3.5 Waarom bedacht Lucie Majerus Human Ivory?
Slide 34 - Open vraag
3.6 Staan in alinea 2 vooral feiten of meningen?
A
Vooral feiten
B
Vooral meningen
Slide 35 - Quizvraag
3.7 In alinea 3 legt Lucie uit waarom ze haar verstandskies waardevol vond. Aan welk signaalwoord herken je het argument?
Slide 36 - Open vraag
3.8 Waarom krijgen snijtanden een druppelvorm? (al. 4)
Slide 37 - Open vraag
3.9 Aan welk signaalwoord herken je het argument?
Slide 38 - Open vraag
3.10 Waarom vindt Lucie dat haar sieraden een statement zijn tegen stroperij?
A
Bij sieraden van dierlijk ivoor is het ivoor gestolen, bij haar sieraden niet.
B
Ivoor van dieren is zeldzaam en duur, het ivoor van mensen is gratis.
C
Sieraden van menselijk ivoor zijn allemaal anders, die van dierlijk ivoor niet.
Slide 39 - Quizvraag
3.11 Wat vind jij van een sieraard van je eigen tanden of kiezen? Gebruik in je mening een of meer van deze beoordelingswoorden: 'mooi', 'waardevol', 'leuk', 'origineel', 'grappig', 'lelijk', 'vreemd', 'smakeloos', 'vies'. Leg je mening uit met een argument.
Slide 40 - Open vraag
Wat heb je deze les geleerd?
Slide 41 - Woordweb
Wat ging deze les goed?
Slide 42 - Open vraag
Heb je de les goed kunnen volgen?
A
Ja, het ging heel goed.
B
Ja, het ging wel.
C
Niet zo goed.
D
Het ging echt niet goed.
Slide 43 - Quizvraag
Welke vragen en/of tips heb je voor je docent?
Slide 44 - Open vraag
Klaar? Super!
Oefen in Numo met de taken.
Slide 45 - Tekstslide
Lesdoelen
Ik weet het verschil tussen feiten, meningen en argumenten.