havo2-C.7-§6-Aan elkaar of los?



Wat gaan we doen vandaag?

timer
15:00
Doel van de les
Ca. vijftien minuten stil lezen
Herhaling vorige les d.m.v. een filmpje
Huiswerk bespreken
Start nieuw onderwerp

Aan het werk
 

Telefoon in de kluis! Jas over de stoel, IPad in de tas
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les



Wat gaan we doen vandaag?

timer
15:00
Doel van de les
Ca. vijftien minuten stil lezen
Herhaling vorige les d.m.v. een filmpje
Huiswerk bespreken
Start nieuw onderwerp

Aan het werk
 

Telefoon in de kluis! Jas over de stoel, IPad in de tas

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?

Oftewel, wat is het doel van deze les?



 In deze les leer je bepalen welke 

woorden je los of aan elkaar moet schrijven.




Eerst nog even een terugblik naar § 5


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

C.7-Aan elkaar of los?-havo2
Samenstellingen (tennis + racket = tennisracket) worden in het Nederlands aan elkaar geschreven. Ze hebben één klemtoon:
Ik heb een vakantiehuisje geboekt en een terreinwagen gehuurd.
Als je twee klemtonen hoort, schrijf je de woorden dus niet aan elkaar:
Ik heb een sfeervol huisje geboekt en een supermooie wagen gehuurd.

Slide 5 - Tekstslide

 vakantiehuisje geboekt= soort huis, eensgezinswoning
terreinwagen = soort wagen, zoals racewagen

een sfeervol huisje = bijvoeglijk naamwoord, zoals mooi, lelijk, groot
supermooie wagen= bn, zoals rode, dure 

Slide 6 - Tekstslide

C.7-Aan elkaar of los?-havo2
Klemtoon is woordaccent of nadruk
Een woord met  lettergrepen of meer heeft één lettergreep met klemtoon
De lettergreep met klemtoon is iets langer dan de andere lettergrepen 
In een samenstelling ligt de meeste klemtoon op het eerste woord
Zonnebril-belastingdienst-telefoongesprek

Slide 7 - Tekstslide

Klemtoon op de verkeerde plek = betekenisverschil

Slide 8 - Tekstslide

Aan elkaar of los

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

C.7-Aan elkaar of los?-havo2
Dit zijn 
allemaal naamwoorden

Slide 13 - Tekstslide

C.7-Aan elkaar of los?-havo2
De volgende woorden schrijf je aan elkaar
*samenstellingen van twee of meer woorden: tuinstoel, verrekijker, halsslagader;
*woorden die gemaakt zijn van er, hier, daar of waar plus een voorzetsel: hiervoor, ertussendoor, daaronder;
*getallen met honderd en duizend: zevenhonderd, dertienduizend;
veel samengestelde werkwoorden: opbellen, tegenkomen, koffiedrinken, meewerken, pianospelen;
*veel samengestelde bijvoeglijke naamwoorden met een deelwoord als tweede deel: afleidend, dichtbegroeid, roodgloeiend.


Kijk bij twijfel in een woordenboek.

Slide 14 - Tekstslide

C.7-Aan elkaar of los?-havo2
Bij twijfel over de schrijfwijze zal een woordenboek vaak uitkomst moeten bieden. Koffiezetten, koffiedrinken, pianospelen en vioolspelen zijn daarin bijvoorbeeld als samenstelling opgenomen; maar thee zetten, gitaar spelen en cello spelen niet.

Kortom: er is geen logische verklaring voor te geven. 

Maar omdat er veel meer mensen viool of piano spelen dan dat er gitaristen en cellisten zijn, wordt het werkwoord voor de eerste twee instrumenten als samenstelling gezien maar dat van de laatste twee niet.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Je schrijft een tussen-n wanneer...
A
het linkerdeel van het woord eindigt op -en
B
het linkerdeel van het woord een zelfstandig naamwoord is
C
het linkerdeel van het woord een zelfstandig naamwoord is en het mv eindigt op -en
D
Geen van bovenstaande antwoorden is goed

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de eerste stap die je moet zetten om te zien of het woord geschreven moet worden met een tussen-n
A
Je splitst het woord op.
B
Je kijkt of het een meervoud heeft op -en.
C
Je kijkt of er bijzonderheden zijn.
D
Je kijkt of het eerste woord een zn is.

Slide 18 - Quizvraag

Hoe schrijf je dit woord
A
Zonnebril
B
Zonnenbril

Slide 19 - Quizvraag

Met of zonder tussen-n?
A
kattebak
B
kattenbak

Slide 20 - Quizvraag

Met of zonder tussen-n?
A
hogeschool
B
hogenschool

Slide 21 - Quizvraag

Met of zonder tussen-n?
A
spinnenwiel
B
spinnewiel

Slide 22 - Quizvraag

Waarom schrijf je maneschijn zonder tussen-n?
A
Je hebt er maar 1 van.
B
Het eerste woord heeft 2 meervouden.
C
Het woord heeft alleen een meervoud op -s.
D
Het juiste antwoord staat er niet tussen.

Slide 23 - Quizvraag

Waarom schrijf je horlogemaker zonder tussen-n?
A
Je hebt er maar 1 van.
B
Dit woord heeft twee meervouden.
C
Het woord heeft alleen een meervoud op -s.
D
Het juiste antwoord staat er niet tussen.

Slide 24 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
twaalf duizend
A
aan elkaar
B
los

Slide 25 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
drie miljard
A
aan elkaar
B
los

Slide 26 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
lange termijn planning
B
langetermijnplanning
C
lange termijnplanning
D
langetermijn planning

Slide 27 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
adembenemende voorstelling
B
adembenemendevoorsteling
C
adem benemende voorstelling
D
adem benemendevoorstelling

Slide 28 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
Liefdesscène
B
Liefdes scène

Slide 29 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
Zuid-Hollander
B
ZuidHollander
C
Zuid Hollander

Slide 30 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
trein en bus verkeer
B
treinenbusverkeer
C
trein- en bus verkeer
D
trein- en busverkeer

Slide 31 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
bananen schil
B
bananenschil

Slide 32 - Quizvraag

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 33 - Tekstslide

§ 2 Tekstverbanden
Je gaat zo de opdrachten maken. Neem altijd oordopjes mee voor de online opdrachten.
Zet het iedere keer zo in je schrift:
cursus C-paragraaf-§---bladzijde-blz.---opdracht-opdr.

Staat er: omcirkel, onderstreep of markeer, dan mag je het met potlood in je werkboek maken. 


Is dit niet het geval, dan maak je alles in je schrift!

Slide 34 - Tekstslide

Aan de slag

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

§7 Persoonsvorm-TT
Maken:
Cursus 7
§6 blz. 258

opdr. 1 mag met potlood in je flexboek
Opdracht  2 t/m 5  in je schrift!







Slide 37 - Tekstslide