Blok 6 | week 4 | les 1
1 / 20
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Link
Slide 4 - Link
Waar zit de voltooide tijd?
A
gaf
B
heeft gegeven
C
geeft
D
geven
Slide 5 - Quizvraag
Waar zit de voltooide tijd?
A
is gegaan
B
ging
C
gaat
D
gaan
Slide 6 - Quizvraag
Waar zit de voltooide tijd?
A
schrik
B
schrokken
C
schrikken
D
is geschrokken
Slide 7 - Quizvraag
Waar zit de voltooide tijd?
A
bewees
B
heb bewezen
C
bewijst
D
bewijzen
Slide 8 - Quizvraag
Zet de volgende zin in de tegenwoordige tijd
De jongens hebben gefloten.
De jongens hebben gefloten.
Slide 9 - Open vraag
Zet de volgende zin in de tegenwoordige tijd
De hamster dronk een glas limonade.
De hamster dronk een glas limonade.
Slide 10 - Open vraag
Zet de volgende zin in de tegenwoordige tijd
Iris klom in de boom.
Iris klom in de boom.
Slide 11 - Open vraag
Slide 12 - Tekstslide
Ik heb gezonde tomaatjes gekocht.
Noem het hulpwerkwoord.
Noem het hulpwerkwoord.
Slide 13 - Open vraag
Ik heb gezonde tomaatjes gekocht.
Noem het voltooid deelwoord.
Noem het voltooid deelwoord.
Slide 14 - Open vraag
Ik heb gezonde tomaatjes gekocht.
Noem het zelfstandig naamwoord met het lidwoord.
Noem het zelfstandig naamwoord met het lidwoord.
Slide 15 - Open vraag
Ik heb gezonde tomaatjes gekocht.
Staat de tomaatjes in enkelvoud of meervoud?
Staat de tomaatjes in enkelvoud of meervoud?
Slide 16 - Open vraag
Ik heb gezonde tomaatjes gekocht.
Noem het bijvoeglijk naamwoord.
Noem het bijvoeglijk naamwoord.
Slide 17 - Open vraag
Ik heb gezonde tomaatjes gekocht.
Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
Slide 18 - Open vraag
Ik heb gezonde tomaatjes gekocht.
Wat heb je aan het einde van de zin gezet?
Wat heb je aan het einde van de zin gezet?
