Taalbeschouwing blok 8
1 / 12
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Lisa heeft mooie schoenen aan.
Wat voor een woord is 'mooie'?
Wat voor een woord is 'mooie'?
A
Werkwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Zelfstandig naamwoord
D
onderwerp
Slide 2 - Quizvraag
Lisa heeft mooie schoenen aan.
Wat voor een woord is 'schoenen'?
Wat voor een woord is 'schoenen'?
A
Werkwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Zelfstandig naamwoord
D
onderwerp
Slide 3 - Quizvraag
Wat zijn de lidwoorden in deze zin?
'In de klas staat een kast met een klein laatje.'
'In de klas staat een kast met een klein laatje.'
A
in, de
B
een, een
C
de
D
de, een, een
Slide 4 - Quizvraag
Welke bijvoeglijke naamwoorden weet jij?
Slide 5 - Open vraag
Welke werkwoorden weet jij?
Slide 6 - Open vraag
In welke tijd staat deze zin?
De meester heeft vandaag een feestje
De meester heeft vandaag een feestje
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
Slide 7 - Quizvraag
In welke tijd staat deze zin?
Kay wilde niet naar huis toe gaan.
Kay wilde niet naar huis toe gaan.
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
Slide 8 - Quizvraag
In welke tijd staat deze zin?
Groep 5 was het leukste jaar.
Groep 5 was het leukste jaar.
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
Slide 9 - Quizvraag
Schrijf een zin op in de tegenwoordige tijd
Slide 10 - Open vraag
Schrijf een samenstelling op
Slide 11 - Open vraag
Welke vaste stukjes achter of vaste stukjes voor ken jij?
