Werkwoordvormen en werkwoordstijden 1vwo

Werkwoordvormen en werkwoordstijden 1vwo
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Werkwoordvormen en werkwoordstijden 1vwo

Slide 1 - Tekstslide

7 Werkwoordsvormen

Slide 2 - Tekstslide

Werkwoordstijden; welke zijn er?
Hij loopt naar het strand
persoonsvorm tegenwoordige tijd
pvtt / 
ott
Hij liep naar het strand 
persoonsvorm verleden tijd
pvvt / 
ovt
Hij heeft naar het strand gelopen
voltooid tegenwoordige tijd
vtt
Hij had naar het strand gelopen
voltooid verleden tijd
vvt
Voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt
VD BN

Slide 3 - Tekstslide

Werkwoordstijden

Slide 4 - Tekstslide

werkwoordstijden
Wat is de werkwoordstijd van de onderstaande zin?

De aannemer moet morgen het huis opleveren.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 5 - Quizvraag

werkwoordstijden
Wat is de werkwoordstijd van de onderstaande zin?

Hoeveel jaar heeft je vriendin in Leiden gewoond?
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 6 - Quizvraag

werkwoordstijden
Wat is de werkwoordstijd van de onderstaande zin?
Had je de afwas al gedaan?
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 7 - Quizvraag

werkwoordstijden
Wat is de werkwoordstijd van de onderstaande zin?
In de vakantie is hij van zijn fiets gevallen.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 8 - Quizvraag

Om een werkwoord goed te schrijven moet je eerst bepalen wat de ______________ is.
Er zijn vijf werkwoordsvormen: ________, ________, __________,  ___________, __________.
De regel van het ex-kofschip gebruik je bij ______________________ .
Het trucje om 'lopen' in te vullen werkt alleen bij de ________________.

Het _________________ schrijf je altijd zo kort mogelijk.

De _______________ is hetzelfde als het hele werkwoord.

Het _______________  schrijf je altijd hetzelfde: hele werkwoord + d. Je hoeft hier dus niet te letten op ____________
werkwoordsvorm
tijd en getal
pv tt
odw
pv, vdw, inf
odw, bnw
de verleden tijd en het voltooid deelwoord
bnw
infinitief

Slide 9 - Sleepvraag

Ik weet het verschil tussen de verschillende werkwoordstijden
😒🙁😐🙂😃

Slide 10 - Poll