Nederlands 24 januari

Nederlands vandaag
  • Harde afspraken over gedrag in de klas.
  • Les verstoren > bij 2e waarschuwing andere plek, bij 3e waarschuwing reset en de les 's middags inhalen.
  • Schelden > bij 2e waarschuwing reset en de les 's middags inhalen.  
  • Herhaling lesstof thema 1 via lessonup.app
  • Volgende week vrijdag > toets thema 1 
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands vandaag
  • Harde afspraken over gedrag in de klas.
  • Les verstoren > bij 2e waarschuwing andere plek, bij 3e waarschuwing reset en de les 's middags inhalen.
  • Schelden > bij 2e waarschuwing reset en de les 's middags inhalen.  
  • Herhaling lesstof thema 1 via lessonup.app
  • Volgende week vrijdag > toets thema 1 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen thema 1
  1. Je begrijpt de betekenis van de themawoorden.
  2. Je kent het verschil tussen letterlijk en figuurlijk .
  3. Je kunt de informatie van een boekomslag lezen en begrijpen.
  4. Je begrijpt waarom luisteren belangrijk is en hoe je goed kunt luisteren.
  5. Je weet hoe je je kunt voorbereiden op een luisteropdracht.
  6. Je weet waarom taalverzorging belangrijk is.
  7. Je kunt hoofdletters en leestekens op de juiste manier gebruiken.
  8. Je kunt het schrijven van een bericht voorbereiden.
  9. Je  kunt een bericht schrijven.
  10. Je kunt jezelf voorstellen.
  11. Je kent de gespreksregels en je weet hoe je een gesprek begint, verdergaat en afsluit.

Slide 2 - Tekstslide

Welk woord? Ik durf haar alles te vertellen omdat ik haar kan.......
A
gewoonte
B
privacy
C
rekening houden met
D
vertrouwen

Slide 3 - Quizvraag

Ouders moeten ervoor zorgen dat hun kinderen een goede........krijgen
A
generatie
B
rekening houden met
C
opvoeding
D
vertrouwen

Slide 4 - Quizvraag

Mijn zus is heel brutaal, dat is haar slechtste........
A
eigenschap
B
kennis
C
privacy
D
opvoeding

Slide 5 - Quizvraag

Lola heeft een goede .....met haar ouders, ze hebben nooit ruzie
A
eigenschap
B
relatie
C
opvoeding
D
kennis

Slide 6 - Quizvraag

Mijn vader maakt flauwe grappen, ik schaam me kapot!
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 7 - Quizvraag

Mijn vriend ziet groen van jaloezie als ik met andere jongens praat.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 8 - Quizvraag

Mijn opa is bijna 100 jaar. Hij is de oudste van de familie
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 9 - Quizvraag

Hou die vaas goed vast! Straks valt hij kapot
A
Figuurlijk
B
Letterlijk

Slide 10 - Quizvraag

Ik ben binnen 1 seconde terug.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 11 - Quizvraag

Wie is de schrijver van dit boek?

Slide 12 - Open vraag

Wat is de titel van dit boek?

Slide 13 - Open vraag

Wat zie je op de afbeelding?

Slide 14 - Open vraag

Welk woord is goed geschreven?
A
Amsterdam
B
amsterdam

Slide 15 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
Familie
B
familie

Slide 16 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
Stationsweg
B
stationsweg

Slide 17 - Quizvraag

Schrijf je woonplaats op.

Slide 18 - Open vraag

Welke woorden zijn goed geschreven?
A
Enzo Knol
B
enzo knol

Slide 19 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
Kluisje
B
kluisje

Slide 20 - Quizvraag

Welk leesteken komt aan het eind
A
.
B
?
C
!

Slide 21 - Quizvraag

Behulpzaam zijn is een goede eigenschap van mijn neef
A
.
B
?
C
!

Slide 22 - Quizvraag

Wauw, wat heb jij een mooie fiets
A
.
B
?
C
!

Slide 23 - Quizvraag

Is het een nieuwe fiets
A
.
B
?
C
!

Slide 24 - Quizvraag

Pas op voor die auto
A
.
B
?
C
!

Slide 25 - Quizvraag

Welke zin is goed?
A
ik woon in purmerend
B
Ik woon in purmerend
C
Ik woon in Purmerend.
D
Ik woon in Purmerend

Slide 26 - Quizvraag

Welke zin is goed?
A
Hakim werkt bij de Kapper in zaandam.
B
Hakim werkt bij de kapper in Zaandam.
C
hakim werkt bij de kapper in zaandam
D
Hakim werkt bij de Kapper in Zaandam.

Slide 27 - Quizvraag

Welke zin is goed?
A
Is dat jouw buurvrouw Truus?
B
Is dat jouw Buurvrouw Truus.
C
Is dat jouw buurvrouw truus!
D
is dat jouw buurvrouw truus?

Slide 28 - Quizvraag

Wat kan beter?
A
inhoud
B
handschrift
C
taalgebruik
D
taalverzorging

Slide 29 - Quizvraag

Wat kan beter?
A
inhoud
B
handschrift
C
taalgebruik
D
taalverzorging

Slide 30 - Quizvraag

Wat kan beter?
A
inhoud
B
handschrift
C
taalgebruik
D
taalverzorging

Slide 31 - Quizvraag

Wat kan beter?
A
inhoud
B
handschrift
C
taalgebruik
D
taalverzorging

Slide 32 - Quizvraag

Welke regels zijn belangrijk bij een gesprek? Noem er minimaal 3.

Slide 33 - Open vraag

Wat is de openingsvraag van dit gesprek?

Slide 34 - Open vraag

Gesprekregels
  1. Ga rechtop zitten of staan.
  2. Kijk de ander aan. 
  3. Spreek rustig en duidelijk.
  4. Luister naar wat de ander zegt.
  5. Laat de ander uitpraten.
  6. Blijf vriendelijk.

Slide 35 - Tekstslide