H7 gebiedende wijs + ontkenning

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Grammaire: hoofdstuk 7

- de gebiedende wijs;

- de ontkenning. 

Deel 1: de gebiedende wijs

01:30

Dusss, wat wordt de goede vorm bij Marianne? _______ (chercher) ton jean.

01:51

Je hebt het tegen Marianne en Jan: vul in: ______ (chercher) ton livre.

02:11

Let op, er bestaat ook nog een nous-vorm

.

Deze vorm gebruik je alleen maar als je er zelf ook onderdeel van bent.

Cherchons un petit boulot! -> zoek een bijbaantje!

02:11

Je hebt het tegen meneer Schrijver. vul in: ______ (chercher) ton chien.

Hoe zeg je (tegen een groep) dat ze moeten stoppen met praten

1. Arrête de parler
2. Arrêtez de parler
3. Arrêtons de parlez
4. Arrêtent de parler

Zeg tegen je klasgenoot dat hij zijn huiswerk moet maken

1. Faites tes devoirs
2. fais tes devoirs
3. Fait tes devoirs
4. fais mes devoirs

Zeg tegen je klasgenoot dat hij moet gaan

1. Allez!
2. Vais!
3. Va!
4. Allons!

Zeg tegen je klasgenoot dat hij geen chocolade mag eten

1. Ne mange pas de chocolat
2. ne mangez pas du chocolat
3. manges pas de chocolat
4. ne mange jamais de chocolat

Hoe zeg je tegen je vriend:
Sluit je boek!

Snijd de kaas! ( tegen je vriend)

1. coupe le fromage
2. coupons le fromage
3. coupez le fromage
4. coupes le fromage

Drink thee! ( tegen een mevrouw)

1. bois du thé!
2. bois le thé
3. buvez le thé
4. buvez du thé

Deel 2: de ontkenning

Wat is de ontkenning in het NL?

Je ontkent iets..

In het Nederlands gebruiken we hiervoor 

niet - geen - nooit - niet meer - nog niet - niets. 

In 't Frans bestaat de ontkenning altijd uit 2 woorden

Je ne regarde pas = ik kijk niet

Tu ne parles jamais = jij praat nooit

Nous ne trouvons pas encore  = wij vinden nog niet

De regel:

Ne … pas/plus/jamais/pas encore/rien 

 zet je altijd 

om de persoonsvorm

(eerste werkwoord in de zin) heen.

Wat je verder moet weten

De betekenis :

Wat je verder moet weten

De ontkenning van :

C'est (dat is)

Il y a (er is/ er zijn)

Maak ontkennend:
c' est

Dus :
Het is nog niet =

1. Ce n'est pas encore
2. C'est ne pas encore
3. C' est pas encore
4. C' ne est pas encore

Het is niets

1. C'est rien
2. C'est ne rien
3. Ce ne rien
4. Ce n'est rien

Maak ontkennend:
Il y a

Dus:
Er is nooit regen

1. Il y a jamais de pluie
2. Il n'y a jamais de pluie
3. Il n'y pas a jamais de pluie
4. Il y n'a jamais de pluie

Er zijn geen appels meer

1. Il y a plus de pommes
2. Il n'y plus a de pommes
3. Il y n'a plus de pommes
4. Il n' y a plus de pommes

Hoe vertaal je de ontkenning in:
Ils ne font pas de devoirs

1. niet
2. nooit
3. niet meer
4. geen

Hoe vertaal je de ontkenning in:
Nous n'avons pas encore préparé le dîner.

1. geen
2. nog niet
3. niet meer
4. niet

Hij wil niet meer werken

1. Il ne veut travailler plus
2. Il ne veut pas encore travailler
3. Il ne veut plus travailler
4. Il ne veut travailler pas encore

Wij mogen nooit lachen

1. On ne peut jamais rigoler
2. On peut rien rigoler
3. On ne peut rigoler rien
4. On ne peut rigoler jamais

Ben je nog niet klaar?

1. Tu ne pas encore fini?
2. Tu n' as fini pas encore?
3. Tu as ne fini pas encore
4. Tu n' as pas encore fini?

Qu'est-ce que tu veux manger?

1. Tu ne veux rien manger
2. Je ne veux rien manger
3. Je ne veux manger rien
4. Tu ne veux manger rien

Vous voulez boire quelque chose, monsieur?

1. Non, nous ne voulons rien boire quelque chose
2. Non, je ne veux rien boire quelque chose
3. Non, je ne veux rien boire
4. Non, nous ne voulons boire rien

Hij gaat nooit quiche eten