Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Taalbeschouwing zinsleer + woordleer
pag. 30
deel 2 : zinsleer
1 / 53
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Secundair onderwijs
In deze les zitten
53 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
1 video
.
Lesduur is:
50 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
pag. 30
deel 2 : zinsleer
Slide 1 - Tekstslide
Zinsleer
Slide 2 - Tekstslide
Welke onderdelen uit de zinsleer ken je nog?
Slide 3 - Woordweb
woordleer
zinsleer
Een zinsdeel kan uit verschillende woorden bestaan.
Bij woordleer benoem je elke woord apart.
Slide 4 - Tekstslide
Zinsleer is als een puzzel, maar met een
vaste
volgorde.
Hoe begin je eraan?
Slide 5 - Tekstslide
Stap 1: Zoek de PV
Slide 6 - Tekstslide
Wat is dan de PV in volgende zin?
"Waarom wil Fatima morgen niet gaan zwemmen in de Wezenberg?"
A
Fatima
B
wil
C
zwemmen
D
gaan
Slide 7 - Quizvraag
Stap 1: zoek de PV
Tip:
1. Stel een ja/nee-vraag.
2. Als de zin al een vraag is, zet je het in de verleden tijd.
Bv.: 'Waarom wou Fatima morgen niet gaan zwemmen in de Wezenberg?
Slide 8 - Tekstslide
Stap 2: Zoek het O
Slide 9 - Tekstslide
Zoek het O.
'Deze ochtend is de wekker van Zerda jammer genoeg niet afgegaan.'
A
Deze ochtend
B
de wekker van Zerda
C
jammer genoeg
D
Zerda
Slide 10 - Quizvraag
Wanneer is de les van Nederlands eigenlijk gedaan?
A
de les
B
de les van Nederlands
Slide 11 - Quizvraag
Zin opsplitsen in zinsdelen
Alles wat je voor de PV kan zetten = 1 zinsdeel
- > het moet wel een correcte zin zijn.
Ik /
ga
/morgen /lopen / in het bos.//
Morgen
ga
ik lopen in het bos.
Lopen
ga
ik morgen in het bos.
In het bos
ga
ik morgen lopen.
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Video
Stap 3a: bepaal WWG of NWG
Slide 14 - Tekstslide
Stap 3b: bepaal WWG of NWG
z
ijn,
w
orden,
b
lijken,
b
lijven,
l
ijken,
s
chijnen
Slide 15 - Tekstslide
Marwan keek twijfelachtig naar het bord toen de leerkracht hem de zin liet ontleden.
A
NWG
B
WWG
Slide 16 - Quizvraag
Layla is altijd heel sterk geweest in zinsleer.
A
NWG
B
WWG
Slide 17 - Quizvraag
Yara zal nooit of te nimmer plezier beleven aan zinsleer.
A
NWG
B
WWG
Slide 18 - Quizvraag
Stap 4: Is er een LV?
WWG!
Slide 19 - Tekstslide
Marzai geeft Sarah haar boek.
A
Marzai
B
Sarah
C
haar boek
D
geeft
Slide 20 - Quizvraag
Desiree en Selma dienden hun taak op donderdag niet in.
A
Desiree en Selma
B
hun taak
C
op donderdag
D
niet
Slide 21 - Quizvraag
Stap 5: Is er een MV?
Slide 22 - Tekstslide
Fatima roept steeds het juiste antwoord voor heel de klas.
A
steeds
B
het juiste antwoord
C
de klas
D
voor heel de klas
Slide 23 - Quizvraag
Oscar fluistert Ikra het goede antwoord toe.
A
Oscar
B
Ikra
C
antwoord
D
het goede antwoord
Slide 24 - Quizvraag
Stap 6: Is er een B?
Omwille van de regen kwam ik gisteren met de fiets naar school.
Slide 25 - Tekstslide
Lainisha heeft gisteren haar agenda verloren in de klas van meneer Geerts.
A
gisteren
B
haar agenda
C
verloren
D
in de klas van meneer Geerts
Slide 26 - Quizvraag
Vorig jaar zaten Roza en Nourya niet in dezelfde klas tijdens Nederlands.
A
Vorig jaar
B
niet
C
in dezelfde klas
D
tijdens Nederlands
Slide 27 - Quizvraag
De 6 stappen van zinsontleding
1. Zoek de PV.
2.Zoek het O?
3. Bepaal WWG/NWG.
4. Is er een LV?
5. Is er een MV?
6. Is er een B?
1. Stel een ja/nee-vraag. (of zet in VT)
2 Wie/Wat +PV(+alle werkwoorden)?
3.Bepaal of er ZWW/KWW/HWW zijn.
4. Wie/Wat +WWG+O?
5. Aan wie/wat + PV+O?
6. Hoe? Wanneer? Waar? Waarom?
Slide 28 - Tekstslide
Ontleed de zin:
Misschien moet je de leerkracht die vraag stellen als zij terug is.
Slide 29 - Tekstslide
Ontleed de zin:
Misschien / moet /je / de leerkracht /die vraag /stellen /als zij terug is.//
WWG
B PV/HWW O MV LV ZWW/INF B
Slide 30 - Tekstslide
Wedstrijd zinnen ontleden
Maak groepjes van 4.
Neem pen en papier.
Slide 31 - Tekstslide
Ontleed de zin
Duitse school verbiedt joggingsbroeken.
Slide 32 - Tekstslide
Ontleed de zin:
Duitse school / verbiedt / joggingbroeken. //
WWG
O PV LV
Slide 33 - Tekstslide
Ontleed de zin
BTS maakt na legerdienst comeback met alle leden.
Slide 34 - Tekstslide
Ontleed de zin:
BTS / maakt / na legerdienst / comeback / met alle leden.
WWG
O PV BWB LV BWB
Slide 35 - Tekstslide
Ontleed de zin:
Marie heeft zich per ongeluk opgesloten in de meisjestoiletten.
Slide 36 - Tekstslide
Ontleed de zin:
Marie/ heeft / zich / per ongeluk / opgesloten / in de meisjestoiletten.//
WWG
O PV/ HWW
WKVNW
B ZWW/VD B
wederkerend voornaamwoord
-> hoort bij een werkwoord (zich opsluiten, zich wassen, zich vergissen ...)
Slide 37 - Tekstslide
Ontleed de zin:
Wanneer de bel klinkt in de gangen schrikt Najoua op.
Slide 38 - Tekstslide
Ontleed de zin:
Wanneer de bel klinkt in de gangen / schrikt / Najoua /op.//
WWG
B PV/ZWW O ADPV
Afgescheiden deel van de persoonsvorm
--> opschrikken, opsluiten, aflaten,...
Slide 39 - Tekstslide
Ontleed de zin
Jongeren vanaf 14 jaar
kunnen GAS-boete
krijgen in Kortrijk.
Slide 40 - Tekstslide
Ontleed de zin:
Jongeren vanaf 14 jaar/ kunnen / GAS-boete / krijgen/ in Kortrijk.//
WWG
O PV LV INF BWB
Slide 41 - Tekstslide
Woordleer
Slide 42 - Tekstslide
Welke woordsoorten ken je?
Slide 43 - Woordweb
Onbepaalde lidwoorden
Bepaalde lidwoorden
Een lidwoord staat voor een ZN
= een
= de, het
Lidwoorden
Slide 44 - Tekstslide
- benoemt mensen, dingen, plaatsen of abstracte dingen
! eigennamen zijn dus ook zelfstandige naamwoorden!
Senne, bank, klas, boek, Antwerpen, de romantiek
Zelfstandig naamwoord
Slide 45 - Tekstslide
geeft meer informatie over ZN
De
lekkere
taart.
De taart is
lekker
.
Bijvoeglijk naamwoord
Slide 46 - Tekstslide
zelfstandig werkwoord
koppelwerkwoord (zwobbels)
hulpwerkwoord
Hij
eet
een appel.
Hij
is/wordt
ziek.
Hij
heeft
een appel gegeten.
Werkwoorden
Slide 47 - Tekstslide
(kooiwoord/ dooswoord)
De vogel vliegt ... de kooi.
Ik sta ... de doos.
op, onder, door, achter, in, naast, naar, voor, ...
voorzetsel
Slide 48 - Tekstslide
- geeft antwoord op waar, hoe, wanneer ...
-bij een ander bijwoord
niet, dus, zeker, ...
een
heel
erg slim kind
Bijwoord
Slide 49 - Tekstslide
Voornaamwoorden
Persoonlijk voornaamwoord
Persoon, dier of ding => ik, jij, hij, jij, het, wij etc
Bezittelijk voornaamwoord
Duidt bezit aan => mijn kind, jullie huis, ons feest (altijd voor zn)
Aanwijzend voornaamwoord
Wijst iets of iemand aan => die, dat, deze, dit
Slide 50 - Tekstslide
Benoem de woordsoort
"Woordsoorten zijn lastig."
Het woord lastig is een ....
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
bijwoord
Slide 51 - Quizvraag
Welke woordsoort is Mieke?
'Mieke is al wakker sinds 6u deze ochtend.
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
persoonlijk voornaamwoord
Slide 52 - Quizvraag
'Hoe je kroketjes maakt, vind je terug in ons kookboek.'
Welk voornaamwoord is 'ons'?
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
onbepaald voornaamwoord
Slide 53 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
L1 Taalbeschouwing: zinsleer
September 2024
- Les met
49 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Taalbeschouwing zinsleer + woordleer
September 2024
- Les met
41 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
L3 Taalbeschouwing: zinsleer
September 2024
- Les met
48 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Zinsleer - herhaling
Mei 2023
- Les met
15 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
L17 Zinsdelen
April 2024
- Les met
49 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
L11 Zinsdelen
April 2024
- Les met
49 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Zinsleer - herhaling
Maart 2022
- Les met
13 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Zinsleer - herhalen
April 2024
- Les met
33 slides
Nederlands
Secundair onderwijs