In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Planning
Les 1
Bespreken (moeilijke) huiswerkopgaven
Korte herhaling basisstof 5
Uitleg basisstof 6
Les 2
Practicum: osmose bij verschillende concentraties
Slide 1 - Tekstslide
Osmotische waarde
Osmotische waarde: hoeveelheid opgeloste stoffen in het water.
Hoge osmotische waarde: veel opgeloste stoffen.
Lage osmotische waarde: weinig opgeloste stoffen.
Water stroomt van een lage -> hoge osmotische waarde.
Slide 2 - Tekstslide
Osmose - Osmotische waarde
Slide 3 - Tekstslide
Osmose in cellen
-Isotoon osmotische waarde gelijk
-Hypotoon osmotische waarde lager
-Hypertoon osmotische waarde hoger
Slide 4 - Tekstslide
Celwand maakt turgor en plasmolyse mogelijk
Omgeving hogere osmotische waarde
Omgeving lagere osmotische waarde
Slide 5 - Tekstslide
Osmose bij dierlijke cellen
Slide 6 - Tekstslide
Wanneer iemand een infuus krijgt met steriel gedestilleerd water (0%) treedt er dan uiteindelijk plasmolyse op of knappen de rode bloedcellen?
A
Hemolyse
B
Knappen
Slide 7 - Quizvraag
Wanneer treedt plasmolyse op in een plantaardige cel?
A
Als de osmotische waarde van de extracellulaire vloeistof hoger is
B
Als de osmotische waarde van de extracellulaire vloeistof lager is
C
Als de osmotische waarde van extracellulaire vloeistof gelijk is aan de cel
Slide 8 - Quizvraag
Waardoor komt turgor of plasmolyse bij rode bloedcellen niet voor?
A
Rode bloedcellen kunnen geen water opnemen
B
Rode bloedcellen hebben geen celkern
C
Rode bloedcellen hebben geen celwand
D
Rode bloedcellen hebben geen celmembraan
Slide 9 - Quizvraag
Een plantencel wordt in een bak met zeewater gezet. Wat gebeurt er in de cellen van de plant?
A
Plasmolyse
B
Turgor
C
Diffusie
D
Niets
Slide 10 - Quizvraag
Een plantencel wordt in een hypertonische oplossing gelegd. Wat gebeurt er met deze cel?
A
de cel krimpt
B
de cel zwelt op
C
Er gebeurt niet met de cel
D
celmembraan laat los van celwand
Slide 11 - Quizvraag
Een plantencel wordt in een oplossing gelegd. Is deze oplossing isotoon, hypertoon of hypotoon ten opzichte van de plantencel?
A
Hypertoon
B
Hypotoon
C
isotoon
Slide 12 - Quizvraag
Natuurwetenschappelijk onderzoek
BS6
Slide 13 - Tekstslide
Leerdoelen
Na deze les kun je... 1.6.1 Je kunt verschillende typen en methoden van natuurwetenschappelijk onderzoek beschrijven. 1.6.2 Je kunt de verschillende fasen van een hypothesetoetsend onderzoek beschrijven, resultaten van een onderzoek analyseren en daaruit conclusies trekken. 1.6.3 Je kunt een technisch ontwerp voorbereiden, uitvoeren, testen en evalueren.
Slide 14 - Tekstslide
Natuurwetenschappelijk onderzoek
Onderzoek naar natuurverschijnselen
literatuuronderzoek
beschrijvend onderzoek: verzamelen van data/observaties
Hypothesetoetsend onderzoek
Ontwerpend onderzoek: ontwikkelen van modellen
Slide 15 - Tekstslide
Literatuuronderzoek
Literatuuronderzoek is een methode om bestaande kennis over een onderwerp te verzamelen
De informatie haal je uit wetenschappelijke artikelen, boeken, scripties en archiefmateriaal
Slide 16 - Tekstslide
Beschrijvend onderzoek
Onderzoeken dmv observeren en / of metingen.
Verzameling gegevens heten data.
Bv aantal planten wat groeit op terrein Groevenbeek of het DNA van de ezel in kaart brengen.
Slide 17 - Tekstslide
Hypothesetoetsend onderzoek
Onderzoeker bedenkt een methode om de hypothese te toetsen bv met een experiment of dmv een steekproef.
Controlegroep?
Slide 18 - Tekstslide
Hypothesetoetsend onderzoek
Steekproef = Onderzoek op een kleine groep, willekeurig gekozen proefpersonen, met de bedoeling dat de resultaten van het onderzoek ook gelden voor een soortgelijke grote groep.
Slide 19 - Tekstslide
Ontwerpend onderzoek
Onderzoeker ontwerpt materialen, instrumenten, modellen of systemen om zo antwoord te geven op onderzoeksvragen.
Bv met een model voorspellingen doen. Denk aan weermodellen.
Slide 20 - Tekstslide
Validiteit en betrouwbaarheid
Valide: heb je onderzocht wat je wilde onderzoeken? Was de gebruikte methode correct?
Betrouwbaar: als je het onderzoek met een willekeurige groep herhaalt, krijg je dan dezelfde uitkomsten?
--> Waarborgen kwaliteit van je onderzoek!
Slide 21 - Tekstslide
Natuurwetenschappelijk onderzoek
Fasen van natuurwetenschappelijk onderzoek:
waarneming
onderzoeksvraag
hypothesevorming
experimentele fase (werkplan)
resultaten
conclusie
Slide 22 - Tekstslide
Een goede onderzoeksvraag:
is specifiek en gericht
beschrijft een oorzaak/gevolg relatie
beschrijft het te onderzoeken verband
heeft een vraagteken
NIET: Hoe reageren pissebedden op vochtigheid?
WEL: Reageren pissebedden beter op een omgeving met een hoge of lage luchtvochtigheid?
zet er altijd in het "onderdeel" dat je onderzoekt en de 2 condities die je vergelijkt!! en heeft een vraagteken
Onderzoeksvraag
Slide 23 - Tekstslide
Een goede onderzoeksvraag:
is specifiek en gericht
beschrijft een oorzaak/gevolg relatie
beschrijft het te onderzoeken verband
NIET: Hoe reageren pissebedden op vochtigheid?
WEL: Reageren pissebedden beter op een omgeving met een hoge of lage luchtvochtigheid?
zet er altijd in het onderdeel dat je onderzoekt en de 2 condities die je vergelijkt!!
Onderzoeksvraag
Slide 24 - Tekstslide
Een goede hypothese:
beschrijft de te onderzoeken variabel
beschrijft de doelgroep/onderzoekspopulatie
beschrijft de te verwachten uitkomst van het onderzoek
bevat een op theorie gestoelde verklaring
ALS … DAN … WANT
let op: het hoeft niet te kloppen, dit is juist wat er onderzocht gaat worden!
Hypothese
Slide 25 - Tekstslide
Een goede hypothese:
beschrijft de te onderzoeken variabel
beschrijft de doelgroep/onderzoekspopulatie
beschrijft de te verwachten uitkomst van het onderzoek
bevat een op theorie gestoelde verklaring
ALS … DAN … WANT
Hypothese
Slide 26 - Tekstslide
Voorbeeld hypothese
Onderzoeksvraag:
Hebben leerlingen die alle lessen bijwonen hogere cijfers dan leerlingen die niet alle lessen bijwonen?
Mogelijke hypotheses (verwachting):
Leerlingen die alle lessen bijwonen, hebben hogere cijfers dan leerlingen die niet alle lessen bijwonen.
Leerlingen die alle lessen bijwonen, hebben lagere cijfers dan leerlingen die niet alle lessen bijwonen.
Slide 27 - Tekstslide
1 Variabele bedenken
->welke factor ga je in je experiment manipuleren?
2 Groepen samenstellen
->Minstens twee groepen (dus meer mag)
-> Per groep nooooooooooooit 1 exemplaar
->Grote groepen om de kans van toeval zo veel mogelijk uit te sluiten.
3 Overige omstandigheden hetzelfde/gelijk houden
4 Metingen bepalen: wat ga je meten, hoe en hoe vaak?
-> lengtegroei meten, liniaal, 1x per dag, om 12:00, 30 dagen lang
werkplan
Slide 28 - Tekstslide
1 Variabele bedenken
->welke factor ga je in je experiment manipuleren?
2 Groepen samenstellen
->Minstens twee groepen (dus meer mag)
-> Per groep nooooooooooooit 1 exemplaar
->Grote groepen om de kans van toeval zo veel mogelijk uit te sluiten.
3 Overige omstandigheden hetzelfde/gelijk houden
4 Metingen bepalen: wat ga je meten, hoe en hoe vaak?
-> lengtegroei meten, liniaal, 1x per dag, om 12:00, 30 dagen lang
werkplan
check:
Is deze proef valide?
Is deze proef betrouwbaar?
Slide 29 - Tekstslide
check:
Is deze proef valide?
Is deze proef betrouwbaar?
Een goede proef is zowel valide (validiteit) en betrouwbaar!!
Betrouwbaarheid:
Wanneer de proef vaak herhaald wordt, dan zijn de resultaten nagenoeg hetzelfde zijn.
Validiteit
Meet je wat je daadwerkelijk wil meten? Heb je wel de juiste meting gekozen voor het effect wat je wil meten
werkplan
Slide 30 - Tekstslide
Resultaten
Alleen resultaten beschrijven, nog geen conclusies aan verbinden
Kies de juiste grafiek om je resultaten te laten zien
Onafhankelijke variabele op X-as, afhankelijke variabele op Y-as
Genummerde onderschriften bij grafiek en foto's, verwijs hiernaar in de tekst
Slide 31 - Tekstslide
Conclusie
Antwoord op je onderzoeksvraag
Onderbouwen met beschreven resultaten
Als het niet in je resultaten staat, mag je het niet bespreken
Slide 32 - Tekstslide
Discussie
Was je hypothese juist? Waarom wel of niet
Wat ging er mis in de proefopzet?
Heb je ideeën voor je vervolgonderzoek?
Slide 33 - Tekstslide
Natuurwetenschappelijk onderzoek
Fasen:
Slide 34 - Tekstslide
Aan de slag!
Wat:
Lees de practicumhandleiding zorgvuldig door.
Maak tweetallen en verzamelen de benodigde materialen.
Voer het practicum nauwkeurig uit. Noteer tussendoor alle resultaten.
Hulp nodig:
Lees de instructie op het practicumblaadje of vraag om hulp.
Klaar?
Start met het verslag:"
1) titelpagina (naam, klas, datum, afbeelding, titel experiment)
2) inleiding
3) materialen en methoden
4) resultaten
5) conclusie
6) discussie
7) literatuurlijst
Aan de slag!
timer
30:00
Slide 35 - Tekstslide
1. Titelblad
Naam, klas, titel, afbeelding
2. Inleiding
Algemene informatie (wat is osmose, osmose bij plantaardige cellen enz.)
Onderzoeksvraag: Ook wel probleemstelling genoemd. Formuleer duidelijk: Wat wil je gaan onderzoeken in je experiment?
Maak een hypothese (veronderstelling) voordat je aan een experiment begint: je hypothese is een logisch verondersteld antwoord voor het probleem dat je onderzoekt. Formuleer deze zo concreet mogelijk. De hypothese helpt je een goed experiment op te zetten.
Op grond van je hypothese kun je ook een verwachting uitspreken over de uitkomst van je onderzoek. Formuleer deze als volgt: Als... (vul hier je hypothese in), dan ... (hier volgt de uitkomst van het experiment).
Natuurwetenschappelijk verslag
Slide 36 - Tekstslide
3. Materialen & methoden
Materiaal: Beschrijf het gebruikte practicum materiaal zo nauwkeurig mogelijk (concentraties, temperatuur, hoeveelheid licht etc.)methode: hoe heb je het practicum uitgevoerd.
Methode: De proefopstelling moet nauwkeurig beschreven worden (eventueel tekenen). Beschrijf exact hoe je de practicumproef hebt uitgevoerd. Maak hierbij eventueel ook een tijdsplanning. Iemand anders moet aan de hand van je verslag de proef precies na kunnen doen. Vermeld nooit resultaten in dit hoofdstuk.
4. Resultaten
Hierin vermeld je alleen de waarneming, oftewel je vermeldt alles wat je gezien en gemeten hebt. Je gaat nog geen conclusies trekken uit de gegevens!
Vermeld alle meetresultaten in tabel(len).
Vat deze samen in een overzichtelijke grafiek. Zet in je grafiek altijd de waarde die je vooraf vast stelt in de proef op de x-as en de metingen, de gegevens die je verzameld hebt, op de y-as (de variabele waarde).
Tekeningen kunnen ook verhelderend zijn.
Natuurwetenschappelijk verslag
Slide 37 - Tekstslide
5. Discussie
Wat is er fout gegaan bij de uitvoering? Hoe heb je dat opgelost of hoe zou het experiment nog verbeterd kunnen worden? Welke nieuwe problemen ben je tegen gekomen? Vergelijk je eigen resultaten en conclusie met gegevens uit de literatuur.
Welke ideeën voor vervolgonderzoek komen in je op? Mogelijk heb je een nieuwe hypothese?
6. Conclusie
Wat is het antwoord op je onderzoeksvraag?
Welke conclusies kun je nog meer trekken uit je resultaten?
Probeer verklaringen te vinden voor de uitkomsten van je experiment, waar baseer jij je conclusie op? Verwijs ook naar belangrijke resultaten.
Was de hypothese juist of niet, of weet je het nog niet zeker? Licht dat toe.
7. Bronnen
Maak de literatuurlijst volgens de APA-richtlijnen.
Zie ItsLearning > bronnen > Een natuurwetenschappelijk verslag