Binding

LEVE DE VRIJHEID/ONAFHANKELIJKHEID
* HOE BELANGRIJK VIND JIJ DEZE WAARDEN?
* WAT DOE JIJ OM DEZE WAARDEN TE KUNNEN REALISEREN
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
MawVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 5

In deze les zitten 30 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

LEVE DE VRIJHEID/ONAFHANKELIJKHEID
* HOE BELANGRIJK VIND JIJ DEZE WAARDEN?
* WAT DOE JIJ OM DEZE WAARDEN TE KUNNEN REALISEREN

Slide 1 - Tekstslide

Echte onafhankelijkheid
- Ik heb een lekker broodje gegeten
- ik heb lekker geslapen
- ik ga zo met de bus, scooter, fiets, auto naar huis
- ik ga zo lekker op social media
- ik moet vandaag werken

Slide 2 - Tekstslide

Binding
De relatie en onderlinge afhankelijkheden
tussen:
* mensen in een gezin of familie
* leden van een groep
*in de maatschappij 
* op het niveau van de staat

Slide 3 - Tekstslide

Wat verwerk je in jouw antwoord?
* Welke bindingen zie je in de bron?/ Wie zijn van elkaar afhankelijk/wie vormen relaties?
* Welke soort bindingen/relaties zie je in de tekst terug? 
(dus tussen mensen in een gezin of familie, tussen mensen die horen tot dezelfde groep, in onze samenleving, tussen de politiek en de bevolking en tussen staten onderling)
Deze afhankelijkheden heb je dus op verschillende niveau's.
Bijv.: De tekst gaat over binding tussen de Ajaxsupporters en hun club, omdat uit de tekst blijkt dat deze supporters relaties  vormen en onderling afhankelijk zijn. In de tekst staat  hierover dat zij veel meer tijd doorbrengen in het Ajaxclubhuis dan in hun eigen huis of gezin.  Zij  hebben het gevoel bij de club te horen/ze hebben positieve gevoelens voor de club en dit verwijst naar affectieve bindingen tussen de ze supporters.

Slide 4 - Tekstslide

waarom gaat de tekst over binding?
1. Wie vormen bindingen met elkaar?
2. geef aan dat ze hierdoor relaties vormen en onderling afhankelijk zijn
3. geef een citaat of informatie uit de bron waaruit deze relaties en onderlinge afhankelijkheden blijken
4. leg uit wat voor soort onderlinge afhankelijkheid je in de bron terugziet.

Slide 5 - Tekstslide

Cultuur
HET GEHEEL VAN :
VOORSTELLINGEN
OPVATTINGEN
UITDRUKKINGSVORMEN
WAARDEN
NORMEN
DIE MENSEN ALS LID VAN EEN GROEP OF SAMENLEVING HEBBEN VERWORVEN

Slide 6 - Tekstslide

VOORSTELLINGEN

Slide 7 - Tekstslide

OPVATTINGEN (MENINGEN)

Slide 8 - Tekstslide

UITDRUKKINGSVORMEN       (TASTBARE ZAKEN)

Slide 9 - Tekstslide

WAARDEN
IDEEEN DIE WIJ BELANGRIJK VINDEN OM NA TE STREVEN

Slide 10 - Tekstslide

NORMEN
GEDRAGSREGELS

Slide 11 - Tekstslide

Wat verwerk je in het antwoord als je het kernconceptcultuur toepast?
1. Een of meerdere elementen van cultuur plus uitleg waarom je dit element of deze elementen kiest.
2. Bij welke groep of samenleving past dit stukje.
Noem dus de naam van de cultuurgroepen geef aan dat zij dat element dat je hebt gekozen hebben verworven.
Bijv. In de Nederlandse cultuur is het een norm dat je op tijd komt. Lotte heeft deze norm verworven, want ze is geboren en getogen in de Nederlandse samenleving.

Slide 12 - Tekstslide

De Nederlandse cultuur
1. Beschrijf de Nederlandse cultuur met behulp van de elementen uit de definitie.
2. Geef aan waarom er in de onderstaande voorbeelden sprake is van cultuur. Geef ook aan om welk element het gaat:

Slide 13 - Tekstslide

 Cultuur
Op 13 december is het weer Paarse Vrijdag. Op deze dag laten scholen zien dat iedereen zichzelf mag zijn, ongeacht gender of seksuele voorkeur. Samen met onze kennispartners delen we inspirerende ideeën en Gezonde School-activiteiten om deze dag op school betekenisvol en verbindend te maken. 

Slide 14 - Tekstslide

 Cultuur
De tijdvakken waarover kinderen op school leren
Wie zelf weleens op scholen komt, kent de tijdlijn misschien. Hij begint met ‘tijd van jagers en boeren’, gevolgd door ‘tijd van Grieken en Romeinen’. Daarna volgen tijdvakken die gaan over ‘vroege middeleeuwen’, ‘late middeleeuwen’, ‘renaissance’ en ‘Gouden Eeuw’. De tijdlijn sluit af met ‘de verlichting’, ‘industrialisatie’, ‘tijd van wereldoorlogen’ en ‘tijd van televisie en computer’.

Slide 15 - Tekstslide

 Cultuur
Jawel, Britten zijn dus op onderzoek gegaan naar de Nederlandse directheid. Het blijkt best een dingetje. Zo vertelt Ben Coates, een Brit die acht jaar geleden naar Nederland verhuisde, over een gesprek dat hij met een Nederlandse vriend had. Coates was namelijk net naar de kapper gegaan en liet het resultaat vol trots zien aan zijn Hollandse vriend (laten we hem even Jan noemen om het stereotype lekker voort te zetten). Jan keek naar zijn haar en zei zonder omhaal dat de knipbeurt niet mooi was. Best een vreemde gewaarwording voor de Brit, want in Engeland proberen mensen zich op zo’n manier te gedragen dat zo min mogelijk mensen er last van hebben. 

Slide 16 - Tekstslide

Groepsvorming
Het tot stand komen van bindingen tussen meer dan twee mensen
doordat ze elkaar beïnvloeden en gemeenschappelijke waarden en normen ontwikkelen.

Slide 17 - Tekstslide

Wat verwerk je in het antwoord?
1. Leg uit tussen wie er bindingen/relaties ontstaan of tot stand komen
2. Leg uit welke gemeenschappelijke normen en waarden zij delen en eventueel
3. Hoe ze elkaar beïnvloeden.
Bijv.: Er ontstaan relaties/bindingen tussen klasgenoten en andere havo 4 leerlingen die samen naar de Ardennen gaan, want er komen vriendschappen tot stand. Ze ontwikkelen door de activiteiten gemeenschappelijke waarden, omdat ze daar leren om elkaar te helpen, om respect te hebben voor elkaar en om uitdagingen niet uit de weg te gaan. 

Slide 18 - Tekstslide

Waarom gaat het in de onderstaande gevallen om groepsvorming?
1. Een drugsbende
2. Een politieke partij
3. De Bart-appgroep
4. De Jong&Out-app
5. Fans van een sportvereniging

Slide 19 - Tekstslide

Sociale cohesie
Het aantal en de kwaliteit van de bindingen die mensen met elkaar hebben;
het gevoel een groep te zijn
lid te zijn van een gemeenschap
de mate van verantwoordelijkheid voor elkaars welzijn en
de mate waarin anderen daar ook een beroep op kunnen doen

Slide 20 - Tekstslide

Wat verwerk je in het antwoord?
1. Wie vormen relaties of hebben bindingen met elkaar?
2. hoe kan je zien dat deze mensen wel of geen sterke binding met elkaar hebben; (gevoel dat een groep zijn, dat ze lid zijn van een gemeenschap , dat ze zich verantwoordelijk voelen voor elkaars welzijn en dat ze op anderen kunnen rekenen als ze hulp nodig hebben)
Bijv.: Bart heeft zich aangemeld bij de Bart-groepsapp. Hij verheugt zich enorm op de volgende Bart- BQ.  Wat een supergezellige club. Het lijkt alsof je 1024 nieuwe broers hebt. Er bestaat dus een binding tussen de leden van de Bart-groepsapp. De kwaliteit van de bindingen is goed, want ze organiseren verschillende dingen en  hij geeft aan dat hij nieuwe broers erbij heeft, ze hebben dus het gevoel dat ze een groep zijn en dat ze lid zijn van de Bart gemeenschap. 

Slide 21 - Tekstslide

Sociale instituties
1. Een complex van min of meer geformaliseerde regels
2. die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties reguleren.

Slide 22 - Tekstslide

Wat verwerk je in het antwoord?
1. geef aan om welke geschreven of ongeschreven regel/wet/ besluit etc. het gaat en geef aan dat het gaat om  een min of meer geformaliseerde regel 
2. Leg uit hoe die regel/wet/ het besluit het gedrag van mensen - en soms tussen mensen - reguleert (beïnvloedt).
Bijvoorbeeld: Sinds 1 januari 2024 is het gebruik van mobiele telefoons niet meer toegestaan op middelbare scholen. Deze wet is dus een geformaliseerde regel, die ervoor moet zorgen dat het gedrag van leerlingen op school wordt gereguleerd, want ze zijn nu verplicht om hun telefoon in hun kluisje te laten of ze mogen niet meer met de telefoon in de klas en aula.

Slide 23 - Tekstslide

Politieke institutie
1. Een complex van min of meer geformaliseerde regels,
2. die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties rond politieke besluitvorming en politieke machtsuitoefening reguleert.

Slide 24 - Tekstslide

Wat verwerk je in het antwoord?
1. Welke regel over macht of de besluitvorming herken je in de tekst?
2. hoe reguleert (beïnvloedt) die regel het gedrag van mensen op het gebied van macht of besluitvorming?
Voorbeeld: Prinsjesdag is een geformaliseerde regel. Het kabinet is verplicht om plannen voor het komende jaar aan het parlement en het volk te presenteren. De plannen moeten ook goedgekeurd worden door het parlement. Zo worden de machtsverhouding tussen de regering en het parlement dat het volk vertegenwoordigt gereguleerd. 

Slide 25 - Tekstslide

Representatie
1. De vertegenwoordiging van een groep 
2. in (politieke) organisaties
3.  door één of enkele betrokkenen die namens de groep optreden
of
(een groep wordt door iemand of een (politieke)organisatie vertegenwoordigd en deze persoon of organisatie voert namens de groep het woord)

Slide 26 - Tekstslide

Wat verwerk je in het antwoord?
1. Benoem welke groep vertegenwoordigd wordt en door wie ?
2. Geef aan waar deze vertegenwoordiging plaatsvindt  (op de werkvloer, in de gemeente, in een bepaalde organisatie etc.) en
3. Hoe de mensen vertegenwoordigd worden .
Bijvoorbeeld: Geert Wilders vindt dat de asielwet veel soberder en strenger gemaakt moeten worden, omdat Nederland niet iedereen kan opvangen en omdat de Nederlanders hun identiteit dreigen te verliezen door de komst van de asielzoekers. Geert Wilders vertegenwoordigt in de Nederlandse politiek als fractievoorzitter van de PVV,  de mensen die op hem gestemd hebben. Zijn vertegenwoordiging van deze groep zie daarom terug in de strenge voorstellen die hij doet met betrekking tot het asielbeleid.

Slide 27 - Tekstslide

Representativiteit
De mate waarin:
1. de achtergrondkenmerken
2. de standpunten
3. de (politieke)besluiten
van de vertegenwoordigers
overeenkomen met die van de groep die zij vertegenwoordigen.

Slide 28 - Tekstslide

Wat verwerk je in het antwoord?
1. Benoem welke groep vertegenwoordigd wordt.
2. Geef aan door wie deze groep vertegenwoordigd wordt.
3. Leg uit of de standpunten of (politieke) besluiten of de achtergrondkenmerken van de vertegenwoordiger overeenkomt met de groep die vertegenwoordigd wordt.
Bijvoorbeeld: Volgens de gegevens uit de tabel is 90% van de landelijke Nederlandse politici hoogopgeleid, terwijl ongeveer 35% van de Nederlandse bevolking hoogopgeleid is. 
Op grond van de gegevens uit de tabel kan geconcludeerd worden dat de representativiteit in de landelijke politiek te wensen overlaat, omdat de landelijke politici veel hoger opgeleid zijn (90%) dan de bevolking (35%) die zij moeten vertegenwoordigen. De achtergrond kenmerken van de landelijke politici komen  dus niet overeen met de groep die zij vertegenwoordigen.

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide