HV2_T3_Have to, must, should

Welcome to English class! 
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welcome to English class! 

Slide 1 - Tekstslide

Welcome to English class! 
Lessonplan
  • 5 min. Welcome
  • 15 min. Taaltaak 3
  • 15 min. Hulpwerkwoorden
  • 15 min. Independent study

Slide 2 - Tekstslide

Welcome to English class! 
Lesson goals
After this lesson you are able to:
- Name three 'hulpwerkwoorden'
- Tell when to use which  
    'hulpwerkwoord' in a sentence

Slide 3 - Tekstslide

Taaltaak 3: Writing
  • Lezen ‘Body on the Rocks’ zie PDF bestand in de ELO.

  • Tijdens het lezen maak je aantekeningen/mindmap van de hoofdpersonen, setting, sfeer enz. in het verhaal. Noteer alles dat belangrijk is! Maak kleine schetsjes.

timer
15:00

Slide 4 - Tekstslide

Have to, must, should


Hulpwerkwoorden voor bevelen of advies. Geven aan dat iets moet of beter zou zijn om te doen. 


Slide 5 - Tekstslide

Have to
  • Geeft aan dat iets moet 
  • Klinkt informeel


  • Nederlands = moeten 

I have to go to the toilet.   (present simple = I have)
He has to call his friend, to tell him the truth.  (present simple = he has) 

Slide 6 - Tekstslide

Must
  • Geeft aan dat iets moet, meer dwingend. Maar ook, dat iets logisch is of dat het wel zo moet zijn
  • geschreven wetten, regels en bevelen. 
  • Klinkt formeel

  • Nederlands = moet echt of moet (toch) wel. 

You haven't cleaned your room this year, it must be a mess!

Slide 7 - Tekstslide

Should
  • Geeft aan dat iets zou moeten, iets is belangrijk
  • Voor adviezen. 

  • Nederlands = zou eigenlijk moeten of kan/kunt/kunnen beter 

You should tell your sister you're sorry. 

Slide 8 - Tekstslide

Have to, must, should.
Kies het juiste hulpwerkwoord.

Please excuse me for a moment. I ___ go to the toilet.
A
has to
B
have to
C
must
D
should

Slide 9 - Quizvraag

Have to, must, should.
Kies het juiste hulpwerkwoord.

All my favourite actors are in this film, so it ___ be good.
A
has to
B
have to
C
must
D
should

Slide 10 - Quizvraag

Have to, must, should.
Kies het juiste hulpwerkwoord.

You ____ save some money for your future.
A
has to
B
have to
C
must
D
should

Slide 11 - Quizvraag

Have to, must, should.
Kies het juiste hulpwerkwoord.

Children ____ go to school.
A
has to
B
have to
C
must
D
should

Slide 12 - Quizvraag

Have to, must, should.
Kies het juiste hulpwerkwoord.

I ____ study today.
A
has to
B
have to
C
must
D
should

Slide 13 - Quizvraag

Have to, must, should.
Kies het juiste hulpwerkwoord.

She ____ go to the doctor today, for a regular check-up.
A
has to
B
have to
C
must
D
should

Slide 14 - Quizvraag

Independent learning
First:  U3/L5 ex. 2, 3, 4, 5, 6

Second: U5/L3 ex.  2, 3, 4, 5, 7

Third: ReadTheory 2 more texts 

At last: Continue Taaltaak 3

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video