Mijn proefles

Hoofdstuk 3 Paragraaf 4
Wolken en neerslag
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3 Paragraaf 4
Wolken en neerslag

Slide 1 - Tekstslide

Hoge en lage druk
  • Isobaren: geeft de druk rondom een plek aan (licht blauwe
    kringen).

  • Hoog drukgebied: Hier gaat de lucht omlaag

  • Laag drukgebied: Hier gaat de lucht omhoog

Slide 2 - Tekstslide

Windrichting
Doordat de aarde draait, buigt de windrichting (van hoog naar laag drukgebied) af.

Bij een hoogdrukgebied rechtsom ervan af.

Bij een laagdrukgebied linksom ernaartoe

Slide 3 - Tekstslide

Gevoelstemperatuur
De wind heeft invloed op de gevoelstemperatuur. 

De buitentemperatuur kan door wind kouder aanvoelen.

De gevoelstemperatuur is daarom kouden dan de buitentemperatuur. 

Slide 4 - Tekstslide

Isoleren 
stilstaande lucht is een goede isolator.

Een isolator houdt warmte tegen, zowel van binnen naar buiten als van buiten naar binnen. 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Waterdamp
In de lucht zit waterdamp.

In warme lucht past meer waterdamp dan in koude lucht.

In koude lucht condenseert de lucht dus sneller dan in warme lucht

Slide 7 - Tekstslide

Dauwpunt
De temperatuur waarbij de waterdamp in de lucht condenseert tot waterdruppels, noem je het Dauwpunt.

Hiernaast zie je het verband tussen de temperatuur en het dauwpunt

Slide 8 - Tekstslide

Wolken
1. De zon verwarmt de aarde. 
2. De aarde verwarmt de lucht daarboven. 
3. De lucht zet uit als deze warmer wordt. 
4. Hierdoor wordt de dichtheid van de lucht minder waardoor de lucht opstijgt.

5. De opstijgende lucht koelt af en bereikt het dauwpunt.
6. Als het dauwpunt is bereikt condenseert de waterdamp tot waterdruppels (wolken). 

Slide 9 - Tekstslide

Wolken
Lucht hoger in de atmosfeer warm
gaat nieuwe warme lucht langzaam 
omhoog en komt niet hoog in atmostfeer. 
Hierdoor krijg je mooiweer wolken.

Lucht hoger in de atmosfeer kouder, 
gaat nieuwe warme lucht snel omhoog
en komt daardoor hoog in atmosfeer.
Door de lage temperatuur beginnen ijskristallen te 
groeien. Als deze ijskristallen zwaar genoeg zijn, vallen 
ze uit de wolk. 

Slide 10 - Tekstslide

Hygrometer
Met een hygrometer kan je de luchtvochtigheid meten. 

Het dauwpunt geeft aan hoeveel waterdamp er maximaal in de lucht kan zitten.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Kan een wasdroger beter warme of koude lucht door je kleren heen blazen?

Slide 13 - Open vraag

De blauwe ringen op een weerkaart die aangeven hoe groot de druk is rondom dat gebied noem je?
A
Atmosferische druk
B
Isobaren
C
Isotopen
D
Isomeren

Slide 14 - Quizvraag

Op het noorderlijk halfrond van de aarde is de draairichting van orkanen linksom of rechtsom.
A
Linksom
B
Rechtsom

Slide 15 - Quizvraag

Leg uit hoe de wind ervoor zorgt dat de gevoelstemperatuur lager is dan de buitentemperatuur.e

Slide 16 - Open vraag

Het Dauwpunt geeft de temperatuur aan waarbij de waterdamp in de lucht gaat condenseren.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Aan de slag
Ga lezen hoofdstuk 3 paragraaf 4
Ga maken opdracht 1 t/m 10

Slide 18 - Tekstslide