Hst 24

Les 24 
Leerdoel: het onderscheid kunnen maken tussen formeel en informeel taalgebruik zodat je dat in de juiste situatie kunt gebruiken
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Les 24 
Leerdoel: het onderscheid kunnen maken tussen formeel en informeel taalgebruik zodat je dat in de juiste situatie kunt gebruiken

Slide 1 - Tekstslide


Zorg dat je boek bij de hand hebt! 


:)

Slide 2 - Tekstslide

Afspraken
  • Iedereen doet mee
  • Iedereen geeft antwoord op de gestelde vragen. Ook als je het antwoord niet weet. 

Lukt dat niet? Laat mij dat dan direct weten. 
Geen bericht = absent

Slide 3 - Tekstslide

Formeel & informeel
  • Mondeling
  • Schriftelijk 


Wat is het verschil? Wanneer gebruik je wat?

Slide 4 - Tekstslide

Formeel


Voldoet aan regels
Zakelijk
Deftig
Zoals het hoort 
Vooral buitenshuis
Zakelijke situaties
Informeel


Persoonlijk
Losser
Niet-zakelijke situaties
Niet-officiële situaties
Met vertrouwde mensen

Slide 5 - Tekstslide

Formele tekst 
  • Woorden volledig uitschrijven
  • Niet vloeken, geen straattaal of modewoorden
  • Spelling, grammatica en interpunctie kloppen (moet correct)
In een brief of e-mail:
  • u-vorm
  • formele aanhef (beste, geachte etc.) en afsluiting (met vriendelijke groet)
  • Wees beleefd, niet te direct of kortaf
  • Geef wel alle informatie die nodig is (wees volledig) 

Slide 6 - Tekstslide

formeel of informeel?
Hallo mevrouw Schinck, Mijn opa is jarig. Mag ik vrij? Groetjes Lana
A
Formeel
B
Informeel

Slide 7 - Quizvraag

formeel of informeel?

Beste mevrouw Schinck, Onze klas is erg benieuwd naar de cijfers. Zou het u lukken de proefwerken zo snel mogelijk na te kijken? Met vriendelijke groet, Yunus
A
Formeel
B
Informeel

Slide 8 - Quizvraag

Welke fout zit hier in?

Geachte mevrouw Schinck, Onze klas is erg benieuwd naar de cijfers. Zou het u lukken de proefwerken z.s.m. na te kijken? Met vriendelijke groet, Yunus
A
Een mail moet met 'ik' beginnen
B
Yunus moet zijn achternaam noemen
C
z.s.m. moet uitgeschreven worden (zo snel mogelijk)
D
Je mag een docent niet mailen

Slide 9 - Quizvraag

Waarom gebruiken advocaten, notarissen en rechters heel formeel taalgebruik?

Slide 10 - Open vraag

Kijk naar vraag 1, blz 98
Lees de fragmenten a, b, c op blz. 98/99 (blauwe letters)
Rangschik de fragmenten a, b, c van informeel naar formeel

Slide 11 - Tekstslide

Maak hier een formele zin van:
Ik vind het echt mega debiel dat ik de les werd uitgegooid. Ik deed wel mee!

Slide 12 - Open vraag

Kijk naar vraag 3
a. Welke mail is formeler en welke informeler? Ga in je antwoord in op aanhef/ afsluiting, gegeven informatie en directheid. 
b. Welke mail past het beste in de situatie? Leg je antwoord uit. 

Slide 13 - Tekstslide

Fouten die vaak gemaakt worden in formele situaties 
Niet kunnen kiezen: formeel en informeel door elkaar

Heel ouderwetse woorden gebruiken (ouderwets is niet hetzelfde als formeel, al waren mensen vroeger wel formeler) 

Hypercorrectie: ten onrechte iets corrigeren, omdat hij denkt dat dat netter is (bijv. met hoofd en schouders bovenuit steken)

Slide 14 - Tekstslide

Welke fout wordt gemaakt?
He ouwe, ff doorlopen (tegen iemand die je niet kent bij de kassa)
A
te formeel
B
te informeel
C
hypercorrectie
D
ouderwets

Slide 15 - Quizvraag

Welke fout wordt gemaakt?
Geachte bol.com, kunt u misschien toelichten waarom u zulke shitzooi verkoopt?
A
formeel en informeel door elkaar heen
B
te informeel
C
hypercorrectie
D
ouderwets

Slide 16 - Quizvraag

Welke fout wordt gemaakt?
De voorzitter sprak: "ik wil graag een extra pauze ingelasten in deze vergadering"
A
formeel en informeel door elkaar heen
B
te informeel
C
hypercorrectie: het is inlassen
D
ouderwets: je zegt tegenwoordig meeting

Slide 17 - Quizvraag

Vragen bij fragment
Formeel/ informeel taalgebruik? 
Ondersteun je antwoord met voorbeelden uit het fragment

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Vragen bij fragment
Formeel/ informeel taalgebruik? 
Ondersteun je antwoord met voorbeelden uit het fragment

Slide 20 - Tekstslide