2022_week4_2v_les1_W-Fragewörter und Präpositionen Charly
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
In deze les zitten 23 slides, met tekstslides en 4 videos.
Lesduur is: 55 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Du hast 2 min für:
dich zu setzen
Jacke aus
Köpfhörer sind weg
Handys in die Taschen
Laptop liegt auf dem Tisch(und ist zu)
Schulsachen sind auf dem Tisch (Buch, Laptop, Heft, Stift usw.)!
timer
2:00
Slide 3 - Tekstslide
Was machen wir heute?
Hausaufgaben kontrolieren
Lied Namika
Erklärung W-Fragewörter + Aufgabe dazu machen
Erklärung Dativ und Akkusativ Präpositionen
Selbständig arbeiten
Abschluss/deutsches Lied
Slide 4 - Tekstslide
Am Ende der Stunde........
kannst du mindestens zwei Dativ und zwei Akkusativ Präpositionen benennen dadurch, dass du die Aufgaben macht.
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Video
Aufgabe 7, Seite 66
timer
5:00
Slide 9 - Tekstslide
Erklärung W-Fragewörter
Slide 10 - Tekstslide
An die Arbeit
Machen im Buch:
Aufgabe 8 auf Seite 67 (Vul het juiste vraagwoord in)
Hulp: Grammatikerklärung B auf Seite 67
Wie? niet praten en geen vragen stellen.
Fertig? Lees alvast de uitleg van Grammatik C op blz. 68. Ben je daarmee klaar schrijf dan de woordjes van Lektion 1 + 2 bladzijde 94 op.
timer
5:00
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Bij de naamvallen horen voorzetsels
Voorzetsels met de 3e naamval (Präpositionen mit dem Dativ)
aus
bei
mit
nach
seit
von
zu
uit
bij
met
na, naar
sinds
van
naar
Als in een zin één van deze voorzetsels staat dan weet je dat het woord erachter een 3e naamval krijgt (meewerkend voorwerp). Je hoeft dan niet meer te ontleden.
Bijvoorbeeld:
Wir kommen aus (das)dem Theater.
Wir treffen uns bei (sein)seinem Haus.
Peter geht mit (eine)einer Freundin ins Musical.
Wat veranderd er in deze zinnen?
Slide 13 - Tekstslide
Bij de naamvallen horen voorzetsels
Voorzetsels met de 4e naamval (Präpositionen mit dem Akkusativ)
durch
für
gegen
ohne
um
door
voor
tegen
zonder
om
Als in een zin één van deze voorzetsels staat dan weet je dat het woord erachter een 4e naamval krijgt (lijdend voorwerp). Je hoeft dan niet meer te ontleden.
Bijvoorbeeld:
Wir fahren durch (der)den Tunnel.
Der Platz ist für (sein)seinen Vater.
Peter joggt eine Runde um (der)den Park.
Wat veranderd er in deze zinnen?
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Video
Slide 17 - Video
An die Arbeit
Machen im Buch:
Aufgabe 9 auf Seite 68 (Vertaal het voorzetsel )
Aufgabe 10 auf Seite 68 (Omcirkel de voorzetsels met de 3e naamval en onderstreep de voorzetsels met de 4e naamval en vul de juiste uitgang in. Kijk in het schema van de der-ein Gruppe)
Hulp: Grammatikerklärung A und B auf Seite 12/13
Wie? Eerste 10 minuten niet praten en geen vragen stellen. Daarna fluisteren en vragen stellen.
Fertig? Ga naar Na klar online Kapitel 5.2 en maak test jezelf. Ben je daarmee klaar schrijf dan de woordjes van Lektion 2 bladzijde 94 op.
timer
10:00
timer
5:00
Slide 18 - Tekstslide
Am Ende der Stunde........
kannst du mindestens zwei Dativ und zwei Akkusativ Präpositionen benennen dadurch, dass du die Aufgaben macht.
Slide 19 - Tekstslide
Hausaufgaben
Machen: Aufgabe 1, Seite 71
Lernen: Wörter Kapitel 5, Lektion 1+2 auf Seite 94. NL-DU und DU-NL
(leer de woorden door ze herhaaldelijk op te schrijven)