Les 3 H2.2 periodieke systeem

Welkom V32 + VT31
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Welkom V32 + VT31

Slide 1 - Tekstslide

§2.2 Periodiek systeem
Je leert:
  • dat moleculen uit atomen bestaan
  • de belangrijkste atoomsoorten en hun symbolen
  • hoe het periodiek systeem is opgebouwd
  • dat metalen niet uit moleculen bestaan maar alleen uit atomen

Slide 2 - Tekstslide

2.2 Periodiek Systeem

Slide 3 - Tekstslide

Stoffen <-> moleculen <-> atomen
Stoffen bestaan uit moleculen

Moleculen bestaan weer uit nog kleinere
deeltjes: atomen

Atomen zijn opgebouwd uit nog kleinere
deeltjes en dat leer je in §2.4

Slide 4 - Tekstslide

Twee verschillende soorten stoffen
Niet-ontleedbare stof: Het molecuul bestaat uit maar ÉÉN atoomsoort. vb 

Ontleedbare stof / verbinding: Het molecuul bestaat uit 2 of meer verschillende atoomsoorten.

Slide 5 - Tekstslide

ontleedbare stof / niet ontleedbare stof
Zoals je ziet, kunnen moleculen uit meerdere atoomsoorten bestaan (figuur a en b). 
Je noemt de bijbehorende stof dan een verbinding, ook wel ontleedbare stof genoemd. 
Als een molecuul maar uit één soort atomen bestaat, zoals in figuur c, dan is de bijbehorende stof een niet-ontleedbare stof.

Slide 6 - Tekstslide

atoom of molecuul
Een molecuul bestaat uit atomen.
Doordat er 118 atoomsoorten (elementen) zijn, 
kun je oneindig veel moleculen maken.

Elke atoomsoort heeft een eigen naam en een 
symbool.
Een symbool bestaat uit één of twee letters. 
De eerste letter is altijd een hoofdletter 
en de tweede, als die er is, een kleine letter. 

Slide 7 - Tekstslide

deze moet je kennen

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Mendelejev
Einde 19e eeuw: 63 elementen bekend, maar
geen samenhang.
Dimitri Mendelejev rangschikte in 1869 de
elementen naar atoommassa.
Ook voorspelde hij (vrijwel juist) het bestaan van
toen nog onbekende atoomsoorten.
Door Rutherfords ontdekking van protonen kon
de huidige rangschikking naar atoomnummer
gemaakt worden.

Slide 10 - Tekstslide

Niet zomaar een willekeurige tabel

Het periodiek systeem is niet zomaar een tabel, maar de atomen hebben allemaal heel precies een plek.


Eerst zijn de atomen op volgorde van klein naar groot gezet.

Het kleinste atoom heeft 1 proton in de kern (= waterstof) en de grootste is Oganesson (Og) en deze heeft 118 protonen in de kern.


Daarna zijn de atomen op chemische eigenschappen gegroepeerd. De stoffen die op dezelfde wijze reageren staan onder elkaar (= een groep)


Slide 11 - Tekstslide

Indeling Periodiek Systeem
Grofweg kun je de atoomsoorten
in metalen en niet-metalen.

     Metalen

Metalen geleiden stroom en warmte,
en hebben een metaalglans.

Slide 12 - Tekstslide

Indeling Periodiek Systeem
Een kolom wordt een
groep genoemd.
De rijen heten een periode.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Indeling Periodiek Systeem
De atoomsoorten in een
groep hebben vaak dezelfde
chemische eigenschappen.


Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Indeling Periodiek Systeem
Sommige groepen hebben een naam:

Groep 1 = alkalimetalen (H niet)
Groep 2 = aardalkalimetalen
Groep 17 = halogenen
Groep 18 = edelgassen


De namen van deze groepen moet 
je kennen.

Slide 17 - Tekstslide

Indeling Periodiek Systeem
Groep 1 = alkalimetalen (H niet)
reageren heftig met water

Groep 2 = aardalkalimetalen
reageren met water en
1 op 1 met een zuurstofatoom.
Bijv: 2 Ca + O2 -> 2 CaO

Slide 18 - Tekstslide

Indeling Periodiek Systeem
Groep 17 = halogenen
reageren heftig met metalen

Groep 18 = edelgassen
reageren vrijwel niet


Slide 19 - Tekstslide

Alle stoffen bestaan uit atomen, maar niet alle stoffen bestaan uit moleculen...
De meeste stoffen bestaan uit moleculen (aan elkaar gekoppelde atomen), maar sommige uit losse atomen. Dit geldt voor metalen. 

Bv. ijzer bestaat niet uit ijzermoleculen, maar een stapeling van heel veel ijzeratomen. 

Slide 20 - Tekstslide

Hoe zij de atomen in het huidige periodiek systeem gerangschikt?

(30 s)
A
naar grootte
B
naar massa
C
naar aantal neutronen
D
naar atoomnummer

Slide 21 - Quizvraag

Hoe heet een kolom in het periodiek systeem?


(20 s)
A
groep
B
rij
C
periode
D
deel

Slide 22 - Quizvraag

Welke atoomsoort is geen metaal?


(30 s)
A
Calcium
B
Magnesium
C
Natrium
D
Neon

Slide 23 - Quizvraag

Welke bewering is niet juist?


(30 s)
A
Alle metalen hebben hebben een metaalglans
B
Alle metalen geleiden stroom
C
Alle metalen reageren met zuurstof en water
D
Alle metalen geleiden warmte

Slide 24 - Quizvraag

Welke naam heeft groep 1 in het periodiek systeem?

(20 s)
A
alkalimetalen
B
aardalkalimetalen
C
halogenen
D
edelgassen

Slide 25 - Quizvraag

De atoomsoorten F, Cl, Br en I behoren tot de


(20 s)
A
alkalimetalen
B
aardalkalimetalen
C
halogenen
D
edelgassen

Slide 26 - Quizvraag

Welke bewering is juist?


(30 s)
A
Halogenen zijn niet reactief
B
Edelgassen reageren makkelijk met andere atoomsoorten
C
Alkalimetalen en aardalkalimetalen kunnen met water reageren
D
Metalen reageren altijd goed met elkaar.

Slide 27 - Quizvraag

Huiswerk
Maak:
opdrachten paragraaf 2

Leer de afkortingen van de belangrijke atoomsoorten (figuur 2.13)



Slide 28 - Tekstslide

§2.2 Periodiek systeem
Je leert:
  • dat moleculen uit atomen bestaan
  • de belangrijkste atoomsoorten en hun symbolen
  • hoe het periodiek systeem is opgebouwd
  • dat metalen niet uit moleculen bestaan maar alleen uit atomen

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Slide 31 - Link

2.2 Periodiek Systeem
Leerdoelen gehaald?

Je kunt nu:
  • de opbouw van het huidige periodiek systeem (PS)  beschrijven
  • Uitleggen wat groepen en perioden zijn
  • Globaal weergeven waar metalen en niet metalen in het PS staan

Je kent nu:
  • De namen van de groepen 1, 2, 17 en 18 uit PS kennen


Slide 32 - Tekstslide