Hoofdstuk 8 - Herhaling

Welkom bij NASK
Klas 2

Hoofdstuk 8
Kracht en beweging
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij NASK
Klas 2

Hoofdstuk 8
Kracht en beweging

Slide 1 - Tekstslide

Soorten krachten
Zwaartekracht
Spankracht
Normaalkracht
Wrijvingskracht
Veerkracht
Spierkracht
Kleefkracht
Magnetische kracht
Windkracht
Elektrische kracht

Newton

Slide 2 - Tekstslide

Zwaartekracht
Kracht geef je aan met de letter '𝐹' (Force). 
De eenheid is Newton (N). 

Zwaartekracht (𝐹𝑧):
De kracht waarmee de aarde aan alle voorwerpen trekt. 
De zwaartekracht teken je altijd naar beneden.

𝑍𝑤𝑎𝑎𝑟𝑡𝑒𝑘𝑟𝑎𝑐ℎ𝑡=𝑚𝑎𝑠𝑠𝑎 𝑥 10




Slide 3 - Tekstslide

Krachten meten
Krachten meet je met een krachtmeter.
In een krachtmeter zit een veer. 

Elke krachtmeter heeft een ander meetbereik.
Het meetbereik hangt af van de stugheid 
van de veer. 

Slide 4 - Tekstslide

Noem 3 krachten die werken als je de brug op moet fietsen:

Slide 5 - Open vraag

Een doos weegt 800 gram.
Hoeveel is de zwaartekracht op hem?
A
800 N
B
8000 N
C
8 N
D
80 N

Slide 6 - Quizvraag

Hoe teken je een kracht?
Een kracht teken je als een pijl.
  • Aangrijpingspunt (Waar begint de pijl?)
  • Grootte (let op de schaalverdeling!)
  • Richting

Slide 7 - Tekstslide

Hoe bereken je de nettokracht?
Meewerkende krachten -> tel je bij elkaar op.
Nettokracht = 280 N ->
 

Tegenwerkende krachten -> trek je van elkaar af.
Nettokracht = 60 N <-


Als tegenwerkende krachten even groot zijn, dan is Fnetto = 0 N
Er verandert dan niks. 


Slide 8 - Tekstslide

Meewerkende krachten
  1. Spierkracht
  2. Aandrijfkracht
  3. Windkracht (wind mee)
  4. Zwaartekracht (bergaf)


Tegenwerkende krachten
  1. Windkracht (wind tegen)
  2. Zwaartekracht (bergop)
  3. Wrijvingskrachten
  • Rolwrijving
  • Luchtwrijving
  • Remwrijving

Meewerkende krachten
  1. Spierkracht
  2. Aandrijfkracht
  3. Windkracht (wind mee)
  4. Zwaartekracht (bergaf)


Tegenwerkende krachten
  1. Windkracht (wind tegen)
  2. Zwaartekracht (bergop)
  3. Wrijvingskrachten
  • Rolwrijving
  • Luchtwrijving
  • Remwrijving

Slide 9 - Tekstslide

Hoe ontstaat een beweging?
1. Versnellen
- Spierkracht is groter dan de wrijvingskracht

2. Snelheid blijft gelijk (constant)
- Spierkracht is even groot als de wrijvingskracht

3. Vertragen
- Spierkracht is kleiner dan de wrijvingskracht

4. Remmen
- Spierkracht is 0, wrijvingskracht wordt heel groot.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

3 Soorten bewegingen
Versnelling --------------------------------------->


Constante snelheid ->


Vertraging ---------------------------------------->

Slide 12 - Tekstslide

Bij een vertraging is de meewerkende kracht ...... de tegenwerkende kracht.
A
groter dan
B
hetzelfde als
C
kleiner dan

Slide 13 - Quizvraag

Wat is GEEN wrijvingskracht?
A
Windwrijving
B
Luchtwrijving
C
Remwrijving
D
Rolwrijving

Slide 14 - Quizvraag

Hoe bereken je de snelheid?
Formule:
Gemiddelde snelheid = Afstand : Tijd
                       v                    =         s        :   t

Slide 15 - Tekstslide

Rekenen met snelheid
Alex fietst 2 uur lang. Hij legt een afstand af van 36 kilometer. 
Wat was zijn gemiddelde snelheid in km/h?

  1. Gegeven            Afstand = 36 km        Tijd = 2 uur
  2. Gevraagd          Gemiddelde snelheid (in km/h)
  3. Formule             Gemiddelde snelheid = Afstand : Tijd
  4. Berekening      Gemiddelde snelheid = 36 : 2
  5. Antwoord         Gemiddelde snelheid = 18 km/h


Slide 16 - Tekstslide

Hoe reken je snelheid om?
10 m/s
10 x 3,6 = 36 km/h


90 km/h 
90 : 3,6 = 25 m/s

Slide 17 - Tekstslide

15 minuten =
A
0,15 uur
B
0,20 uur
C
0,25 uur
D
1,5 uur

Slide 18 - Quizvraag

Hoe bereken je de gemiddelde snelheid?
A
Afstand x Tijd
B
Afstand : Tijd
C
Tijd : Afstand
D
Tijd x Afstand

Slide 19 - Quizvraag

Chris fietst 1,5 uur. Hij legt een afstand af van 30 km. Wat is zijn gemiddelde snelheid in km/h?

Slide 20 - Open vraag

Hoe ontstaat een auto-ongeluk?
Reageren + remmen = te laat!!

Reageren
Reactieafstand = de afstand die je aflegt zonder te remmen.

Remmen
Remweg = de afstand die je aflegt tijdens het remmen

Slide 21 - Tekstslide

Stopafstand = Reactieafstand + Remweg

Slide 22 - Tekstslide

Noem 2 dingen die de reactieafstand beïnvloeden.

Slide 23 - Open vraag

Noem 2 dingen die de remweg beïnvloeden?

Slide 24 - Open vraag

Leren
Volgende week proefwerkweek:

Hoofdstuk 8
Kracht en beweging

Slide 25 - Tekstslide