2020-03-24 Writing skills (schrijfvaardigheid)

Present simple, present continuous herhaling + 
Writing Quiz
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Present simple, present continuous herhaling + 
Writing Quiz

Slide 1 - Tekstslide

Today...
We beginnen vandaag met een stukje herhaling van gisteren (over present simple / present continuous). 

Vervolgens gaan we verder met schrijfvaardigheid (ter voorbereiding op donderdag). 

Slide 2 - Tekstslide

Wat hoort er bij de present simple? 
Wat hoort er bij de present continuous? 
Right now
Sometimes
Tijdelijke situatie
Vaste situatie
Irritante gewoonte
Nieuwe gewoonte
Vaste gewoonte
Werkwoorden als think / see / feel (met nadruk) 
Werkwoorden als think / see / feel (zonder nadruk) 
Every week
At the moment
Toekomst: afspraak
Toekomst: rooster

Slide 3 - Sleepvraag

Mary and Joe (be) in a clothes shop at the moment.

Slide 4 - Open vraag

They (look) at some jeans.

Slide 5 - Open vraag

Joe only (have) one very old pair of jeans.

Slide 6 - Open vraag

So he (want) to buy a new pair of jeans now.

Slide 7 - Open vraag

Right now, he (try on) a pair of blue jeans.

Slide 8 - Open vraag

These jeans (fit) very well, he says.

Slide 9 - Open vraag

But they (not suit) you, Mary replies. Try on another pair.

Slide 10 - Open vraag

What (think / you)? he asks Mary, when has tried on another pair.

Slide 11 - Open vraag

Great! How much (cost / they) ?

Slide 12 - Open vraag

Schrijfopdracht deze week! 
Aanstaande donderdag maken jullie een opdracht over schrijfvaardigheid. Deze opdracht zal donderdag opengezet worden in Magister op het moment dat je les hebt. Je hebt dan een uur de tijd om deze schrijfopdracht te maken en in te leveren via Magister. Je krijgt bijvoorbeeld de opdracht om een brief of review te schrijven. Deze opdracht wordt beoordeeld op basis van goed/voldoende/onvoldoende. 

Slide 13 - Tekstslide

Voorbereiding
Ter voorbereiding op deze schrijfopdracht, gaan we een aantal dingen doen vandaag: 
  • Filmpjes bekijken met tips over schrijfvaardigheid.
  • Een quiz over allerlei schrijfvaardigheidsonderwerpen.
  • Oefenen via de methode met schrijven. 

Slide 14 - Tekstslide

Eerst een aantal filmpjes.
  • Kies minstens 2 filmpjes uit de volgende dia's om te bekijken.  

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Video

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video

Slide 20 - Video

Writing skills test
Nu even een testje om te kijken hoe je ervoor staat. Het zijn allerlei verschillende vragen en opdrachten, maar ze hebben allemaal wel iets met schrijfvaardigheid te maken. Succes!

Let op, de schrijfopdracht van donderdag is dus niet zo'n quiz, maar bestaat bijvoorbeeld uit het schrijven van een brief.  

Slide 21 - Tekstslide

Their vs. there vs. they're

According to an old legend, ..... treasure is buried on that island.
A
their
B
they're
C
there

Slide 22 - Quizvraag

I wonder if ..... planning to go shopping with us.
A
their
B
they're
C
there

Slide 23 - Quizvraag

I believe Wynona left her glasses over ..... .
A
their
B
they're
C
there

Slide 24 - Quizvraag

It's ..... decision, so I'll just stay out of it.
A
their
B
they're
C
there

Slide 25 - Quizvraag

Prepositions (voorzetsels): correct or incorrect?
We could of been there by now if we hadn't got lost.

A
correct
B
incorrect

Slide 26 - Quizvraag

Where did you buy that beautiful necklace at?
A
correct
B
incorrect

Slide 27 - Quizvraag

Stacey's copy of the book was different from mine.
A
correct
B
incorrect

Slide 28 - Quizvraag

I'm turned ... by his disgraceful behaviour.
A
of
B
on
C
off
D
about

Slide 29 - Quizvraag

I'm going to turn this lost wallet ..... ..... the police.

Slide 30 - Open vraag

Correct who, whom, that, which in the following sentence:
Ahmed is the skydiver which broke his back last week.

Slide 31 - Open vraag

Subject-verb agreement, correct or incorrect:

The group of children from that school has never seen the ocean.
A
correct
B
incorrect

Slide 32 - Quizvraag

My staff believes in high-quality service.
A
correct
B
incorrect

Slide 33 - Quizvraag

The conductor, as well as the musicians, are taking the stage.
A
correct
B
incorrect

Slide 34 - Quizvraag

Writing out numbers (schrijf de nummers uit in woorden):
During the first hours after the plane crash, authorities reported 47 people missing.

Slide 35 - Open vraag

1/5 of the inventory was ruined in the fire.

Slide 36 - Open vraag

Corrigeer de fout: The new stadium will hold 43520 fans.

Slide 37 - Open vraag

My doctor ..... me to go to the gym more often.
A
adviced
B
advised

Slide 38 - Quizvraag

I always ask my brother for ..... because he knows me best.
A
advise
B
advice

Slide 39 - Quizvraag

When giving ..... to a friend, I try to put myself in her shoes.
A
advice
B
advise

Slide 40 - Quizvraag

Mark told Taneisha that cigarettes would negatively ..... her health.
A
affect
B
effect

Slide 41 - Quizvraag

The choices we make now will ..... society for generations to come.
A
affect
B
effect

Slide 42 - Quizvraag

Do you think our campaign will be ..... ?
A
affective
B
effective

Slide 43 - Quizvraag

Which one is correct?
A: I have one goal; to find her.
B: I have one goal: to find her.
A
A
B
B

Slide 44 - Quizvraag

Which one is correct?
A: I want butter, sugar and flour.
B: I want: butter, sugar and flour.
A
A
B
B

Slide 45 - Quizvraag

Which one is correct?
A: You may be required to bring many things: sleeping bags, pans, utensils, and warm clothing.
B: You may be required to bring many things; sleeping bags, pans, utensils and warm clothing.
A
A
B
B

Slide 46 - Quizvraag

Which one is correct?
A: When he got home, (it was already dark outside) he fixed dinner.
B: When he got home (it was already dark outside), he fixed dinner.
A
A
B
B

Slide 47 - Quizvraag

Complete the sentences: This coffee is bitter, there is ..... sugar in it.

Slide 48 - Open vraag

Provide the formal word for:

kids

Slide 49 - Open vraag

Provide the formal word for:

cops

Slide 50 - Open vraag

Provide the formal word for:

wanna

Slide 51 - Open vraag

Provide the formal word for:

gonna

Slide 52 - Open vraag

Tijd voor de methode
Open Unit 4.4
Do exercise 33, 34, 35, 36, 37, 39

Slide 53 - Tekstslide