hfdst 4 het weer onweer

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 3,4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

 Onweer

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Je gaat leren:
  • wat statische lading inhoudt
  • hoe onweer ontstaat
  • hoe kun je je huis tegen onweer beschermen

Slide 3 - Tekstslide

Onweer en bliksem
Onweer ontstaat doordat bellen met warme, vochtige lucht snel opstijgen.

Warme lucht stijgt op en koude
lucht met hagel en regen valt naar 
beneden. Door de wrijving van
ijskristallen en waterdruppels ontstaat elektrische lading.

Slide 4 - Tekstslide

Onweer
Bliksemflits: Ontstaat door elektrische ontlading welke ontstaat door het wrijven van ijskristallen en waterdruppels langs elkaar

Donder: geluid ontstaat door snel uitzetten en inkrimpen van lucht langs een bliksemschicht

Slide 5 - Tekstslide

Beschermen bij onweer
  • Huizen - bliksemafleider (koperen draad vanaf het dak in de grond)
  • Auto - Kooi van Faraday = het metalen omhulsel van de auto vloeit de elektrische lading naar de aarde af
  • Metaal geleidt stroom

Slide 6 - Tekstslide

Piet ziet een bliksemflits. Hij hoort na 5 seconde de donderslag. De geluidsnelheid is 340 m/s. Bereken hoe ver het onweer weg is.
tijd = 5 s
geluidsnelheid = 340 m/s
afstand = ?

afstand = snelheid x tijd
afstand = 340 x 5
afstand = 1700 meter.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het verstandigste om te doen bij onweer?
A
Het water opgaan in een bootje
B
Een gebouw ingaan
C
Schuilen in een auto
D
Schuilen onder een boom

Slide 8 - Quizvraag

Waarom zie je bij onweer eerst een lichtflits en hoor je even later pas de donderslag?
A
omdat de lichtflits dichterbij ontstaat dan de donderslag.
B
omdat de lichtflits verder weg ontstaat dan de donderslag.
C
omdat de lichtsnelheid groter is dan de geluidsnelheid.
D
omdat de lichtsnelheid kleiner is dan de geluidsnelheid.

Slide 9 - Quizvraag

Je telt 8 seconden van de bliksem tot de donder.
Hoe ver weg is het onweer?
A
8 x 1020 = 8 160 m
B
8 x 340 = 2 720 m
C
8 x 340 = 2 720 km
D
340 : 8 = 42,5 km

Slide 10 - Quizvraag

Broeikaseffect
Verbranding Fossiele
Brandstoffen:

Koolstofdioxide (CO2)








Slide 11 - Tekstslide

Broeikaseffect

Slide 12 - Tekstslide

versterkt broeikaseffect

Slide 13 - Tekstslide

Gevolgen broeikaseffect

Slide 14 - Tekstslide

Welke bewering over het versterkte broeikaseffect is waar?
A
Broeikasgassen laten steeds meer zonnewarmte door.
B
Broeikasgassen nemen steeds meer zonnewarmte op.
C
Er komen steeds meer broeikasgassen in de atmosfeer
D
Er verdwijnen steeds meer broeikasgassen uit de atmosfeer.

Slide 15 - Quizvraag

Het 'versterkte' broeikaseffect komt door ................
A
schommelingen in de natuur en is niet iets om je zorgen over te maken
B
het gebruik van fossiele brandstof en veroorzaakt broeikasgassen waardoor het warmer wordt

Slide 16 - Quizvraag

Door welk gas wordt het broeikaseffect versterkt?
A
zuurstof
B
koolstofmono-oxide
C
waterdamp
D
koolstofdioxide

Slide 17 - Quizvraag