2. Leestekens

Vandaag 

Leestekens
Blz. 192
- filmpje
- theorie
- samen inoefenen
- zelfstandig stil
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Vandaag 

Leestekens
Blz. 192
- filmpje
- theorie
- samen inoefenen
- zelfstandig stil

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Doel
-Ik weet wanneer ik een punt, vraagteken, uitroepteken, komma, dubbele punt en aanhalingstekens moet gebruiken in een zin.

Slide 3 - Tekstslide

Leestekens zijn belangrijk!

Slide 4 - Tekstslide

Hoofdletter
Het is belangrijk dat je weet wanneer je een hoofdletter gebruikt. Het heeft invloed op hoe begrijpelijk je tekst is.

Slide 5 - Tekstslide

Leestekens
Leestekengebruik is belangrijk! Het zorgt ervoor dat je tekst soepel leest.

Slide 6 - Tekstslide

Leestekens
Een zin eindigt met een leesteken.

  • Punt (gewone zin): De deelnemers presenteren hun act.
  • Vraagteken (vraagzin): Zijn ze erg zenuwachtig?
  • Uitroepteken (uitroep): Doe je best!

Slide 7 - Tekstslide

Komma
 De komma is een korte pauze in een zin. Zonder de komma kan een zin verkeerd geïnterpreteerd worden.

Slide 8 - Tekstslide

Komma
 De komma is een korte pauze in een zin.
Je gebruikt een komma...
bijvoorbeeld
als je iemand aanspreekt
'Hé, wat doe jij hier?'
tussen delen van een opsomming
In de zomer ga ik fietsen, zwemmen, wandelen en raften.
voor voegwoorden als: want, maar, omdat, zoals.
In deze zin staat een komma, want er staat een voegwoord in.
tussen twee persoonsvormen
Pas toen hij dat zei, vielen de puzzelstukjes op z'n plaats.

Slide 9 - Tekstslide

Dubbele punt ( : )
Je zet een dubbele punt in een zin als je iets aankondigt.
Met een dubbele punt kun je ook een citaat aankondigen.
Je zet een dubbele punt ook voor een opsomming.



Slide 10 - Tekstslide

dubbele punt
Je gebruikt de dubbele punt bij...
bijvoorbeeld
een gedachte (let op, geen aanhalingstekens en hoofdletter!)
Elsa dacht: wat is wiskunde toch een interessant vak.
een citaat (de directe rede)
Peter zei: 'Wat is Nederlands toch een interessant vak!'
een opsomming
Ik vind de volgende vakken interessant: Frans, wiskunde en geschiedenis.
een uitleg of toelichting
Geschiedenis vind ik interessant: je leert ontzettend veel verschillende dingen.

Slide 11 - Tekstslide

Aanhalingstekens
Bij citaten
'Luister naar me!' riep tante Bea.

'Ik ga naar huis', zei Jan. 'Zie ik jullie morgen?'
'Je kunt ervan uitgaan,' zei Mel, 'dat ik erbij ben.'
Als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis
Kon je het woord 'onmiddellijk' goed spellen?
Als het woord op een speciale manier (bijvoorbeeld spottend) gebruikt wordt.
Toen de halve klas te laat kwam, zei de leraar dat we weer 'lekker op tijd' waren.

Slide 12 - Tekstslide

De afspraken: 
aanhalingstekens "..."
Als je een gesprek opschrijft zoals het gezegd wordt.
"Wat een gedoe," zei Rachid.
Als je een stukje uit een tekst letterlijk overneemt (citeren).
De uitspraak "Meedoen is belangrijker dan winnen" hoort bij de Olympische spelen.
Als je een woord speciale aandacht wilt geven.
Wat betekent het woord "citeren"?

Slide 13 - Tekstslide

Leestekens

Slide 14 - Tekstslide

Hoe laat begint de les vandaag!
A
leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
leestekens/hoofdletters zijn fout geschreven.

Slide 15 - Quizvraag

We rijden vandaag door Nederland, België, en Luxemburg.
A
leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
leestekens/hoofdletters zijn fout geschreven.

Slide 16 - Quizvraag

Loop naar de maan.
A
De hoofdletters en leestekens kloppen.
B
De hoofdletters en leestekens kloppen niet.

Slide 17 - Quizvraag

Wil je kaas, jam of hagelslag op je boterham?
A
Hoofdletters en leestekens kloppen.
B
Hoofdletters en leestekens kloppen niet.

Slide 18 - Quizvraag

Op Maandag hebben we een toets.

A
De hoofdletters en leestekens kloppen.
B
De hoofdletters en leestekens kloppen niet.

Slide 19 - Quizvraag

In Maart ben ik jarig!
A
De leestekens zijn goed gebruikt.
B
De leestekens zijn fout gebruikt.

Slide 20 - Quizvraag

Gaad heelemaal goet Komen met die 'leestekens' en 'spelling, tog!
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Aan het werk
Je maakt opdracht 2, 3 en 4
2 en 4 mogen in het boek
Opdracht 3 schrijf je op het blaadje

Slide 22 - Tekstslide