bekijk bron 2 en bron 3 op p.71 en lees de tekst die erbij staat
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1
In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
3.2 bouw van het oog
bekijk bron 2 en bron 3 op p.71 en lees de tekst die erbij staat
Slide 1 - Tekstslide
-zit de traanbuis aan de binnenkant of aan de buitenkant van je oog? -en geeft de traanbuis vocht af of voert hij vocht af?
A
de traanbuis zit aan de buitenkant van je oog en geeft vocht af
B
de traanbuis zit aan de buitenkant van je oog en voert vocht af
C
de traanbuis zit aan de binnenkant van je oog en geeft vocht af
D
de traanbuis zit aan de binnenkant van je oog en voert vocht af
Slide 2 - Quizvraag
-wat is de taak van de iris?
A
de iris laat licht door
B
de iris regelt de hoeveelheid licht die door de pupil valt
C
de iris geeft kleur aan je ogen
D
de iris beschermt de pupil
Slide 3 - Quizvraag
-wat is de taak van je wimpers en wenkbrauwen?
Slide 4 - Open vraag
bekijk bron 4 op p.72
Slide 5 - Tekstslide
-hoeveel oogspieren laten onze oogbol draaien?
A
2
B
4
C
6
D
8
Slide 6 - Quizvraag
de bovenste oogspier gaat door een kleine botholte heen; -hoe draait de oogbol als deze spier wordt aangespannen?
A
naar links
B
naar rechts
C
naar boven
D
naar beneden
Slide 7 - Quizvraag
-hoe heet de buitenste, doorzichtige laag van je oog?
Slide 8 - Open vraag
-uit hoeveel lagen weefsel bestaat je oogbol?
Slide 9 - Open vraag
-hoe heet de laag waar de lichtgevoelige zintuigen liggen?
Slide 10 - Open vraag
welke twee soorten lichtgevoelige zintuigen liggen er in het netvlies?
Slide 11 - Woordweb
-met welk type zenuwcellen zijn de staafjes en kegeltjes verbonden?
A
gevoelszenuwcellen
B
bewegingszenuwcellen
C
schakelcellen
Slide 12 - Quizvraag
-welk onderdeel van het oog zorgt ervoor, dat het beeld op je netvlies scherp is?
A
het hoornvlies
B
de ooglens
C
het glasachtig lichaam
D
het netvlies zelf
Slide 13 - Quizvraag
-hoe heet de spier waarmee de ooglens platter gemaakt kan worden?
Slide 14 - Open vraag
-welke twee weefsels passeert een lichtstraal voordat hij het netvlies bereikt?
A
hoornvlies en iris
B
hoornvlies en pupil
C
hoornvlies en ooglens
D
hoornvlies en glasachtig lichaam
Slide 15 - Quizvraag
-hoe komt het, dat je in de blinde vlek niks "ziet"?
Slide 16 - Open vraag
verwerking les 1
maak van 3.1 opdracht 2 t/m 9 + 11 in je werkboek (vanaf p.119)
Slide 17 - Tekstslide
3.2 werking van het oog
hoe zie je kleuren?
hoe krijg je precies genoeg licht in je oog (niet teveel en niet te weinig)?
hoe kun je je beeld scherp stellen?
wat kan er verkeerd gaan bij scherp stellen?
hoe kun je diepte zien?
Slide 18 - Tekstslide
-met welke zintuigcellen zie je kleuren? (zie ook bron 4)
Slide 19 - Open vraag
-welke drie kleuren nemen kegeltjes waar? (zie bron 7, p.74)
A
groen - geel - blauw
B
groen - rood - geel
C
groen - rood - blauw
D
wit - grijs - zwart
Slide 20 - Quizvraag
-welke kleur licht "zien" je hersenen wanneer alle drie de kleurkegeltjes evenveel impulsen sturen?
Slide 21 - Open vraag
-wat is de taak van staafjes bij het kleurenzien?
Slide 22 - Open vraag
bekijk bron 8 (p.74) - is de bovenste foto genomen in en lichte of schemerige ruimte?
A
in een lichte ruimte
B
in een schemerige ruimte
C
dat kun je aan deze foto niet zien
Slide 23 - Quizvraag
-welke spieren in je iris trekken samen wanneer er meer licht op je oog schijnt
Slide 24 - Open vraag
bekijk bron 9 (p.74), je ziet dat het beeld op zijn kop op je netvlies wordt geprojecteerd; -hoe komt het dat we de wereld toch niet op zijn kop zien?
Slide 25 - Open vraag
verwerking les 2
maak opdracht 12 t/m 19 in je werkboek (vanaf p.121)
Slide 26 - Tekstslide
accommoderen = scherp stellen
bekijk bron 10 en bron 11 op p.75
achter de pupil ligt je ooglens, die kan boller en platter worden
een ontspannen lens staat bol, de lensbandjes kunnen de lens platter trekken
door aanspannen van het straallichaam (een kringspier) gaan de lensbandjes slap hangen en wordt de lens boller
Slide 27 - Tekstslide
-is een bolle lens nodig om ver weg of dichtbij scherp te kunnen zien? -is het straallichaam dan ontspannen of aangespannen?
A
bolle lens: dichtbij
straallichaam: ontspannen
B
bolle lens: dichtbij
straallichaam: aangespannen
C
bolle lens: veraf
straallichaam: ontspannen
D
bolle lens: veraf
straallichaam: aangespannen
Slide 28 - Quizvraag
-wat is vermoeiender voor je ogen: dichtbij scherp zien of veraf scherp zien?
A
dichtbij scherp zien is vermoeiender
B
veraf scherp zien is vermoeiender
Slide 29 - Quizvraag
bijziend - verziend
bekijk bron 12 (p.76)
niet bij iedereen is de oogbol rond: bij sommige mensen is die wat korter, bij anderen wat langer
korte oogbol: beeld valt achter netvlies, lens moet boller worden om beeld op netvlies scherp te krijgen -> verziend
lange oogbol: beeld valt vóór het netvlies, lens moet platter om beeld op netvlies scherp te krijgen -> bijziend
Slide 30 - Tekstslide
-heeft iemand die verziend is een bril met bolle lenzen of met holle lenzen nodig? -en is dat een bril met + glazen of met - glazen?
A
bolle lenzen
+ glazen
B
bolle lenzen
- glazen
C
holle lenzen
+ glazen
D
holle lenzen
- glazen
Slide 31 - Quizvraag
bekijk bron 13 (p.76) -hoe komt het dat beide ogen een iets ander beeld naar je hersenen sturen?
Slide 32 - Open vraag
diepteveld
diepteveld
Slide 33 - Tekstslide
-welke uitspraak is juist? Hoe meer de ogen aan de zijkant van het hoofd zitten, hoe...
A
kleiner het gezichtsveld en hoe kleiner het diepteveld
B
kleiner het gezichtsveld en hoe groter het diepteveld
C
groter het gezichtsveld en hoe kleiner het diepteveld
D
groter het gezichtsveld en hoe groter het diepteveld
Slide 34 - Quizvraag
verwerking les 3
maak van 3.2 opdracht 21, 22, 23b, 24 t/m 26 in je werkboek (vanaf p.123)
Slide 35 - Tekstslide
en verder over je ogen....
wat is een lui oog?
waarom hebben oudere mensen een leesbril?
noem een "game met je ogen"
staar
Slide 36 - Tekstslide
wat is een lui oog?
maak opdracht 31 in je werkboek (p.126)
Slide 37 - Tekstslide
waarom hebben oudere mensen vaak een leesbril?
oudere mensen hebben een minder veerkrachtige ooglens -> hij gaat minder bol staan wanneer het straallichaam is aangespannen -> daardoor zie je dichtbij onscherp -> een bolle lens verhelpt dat
Slide 38 - Tekstslide
"een game met je ogen" (ooglaseren)
-> techniek waarbij een deel van het hoornvlies weggelaserd wordt
-> vervangt bril of contactlenzen
Slide 39 - Tekstslide
staar
staar is een oogaandoening door een troebele ooglens ->
1. minder licht op netvlies
2. licht wordt verstrooid door troebele lens -> onscherp beeld
-> vooral bij oudere mensen
Slide 40 - Tekstslide
zie ook bron 14 p.77
Slide 41 - Tekstslide
Slide 42 - Tekstslide
verwerking
maak opdracht 32 t/m 36 in je werkboek (p.127)
maak opdracht 4 t/m 9 van de Samenvatting van 3.2 (p.156)
maak opdracht 5 t/m 10 van de Test Jezelf (p.159 e.v.)