In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Planning periode 3
11.5
Slide 2 - Tekstslide
Deze les:
- Uitleg leerdoelen 11.5
- Zelfstandig werken hst 11.5
- Afsluiting les
Huiswerk donderdag 1 februari:
Maken + nakijken: Hst 11.5 1 t/m 22
Leren: Bron 3 + begrippen
Slide 3 - Tekstslide
Leerdoelen §11.5
- Je kunt een stamboom maken.
- Je kunt uitleggen hoe aangeboren aandoeningen ontstaan.
- Je kunt uitleggen wanneer je naar een erfelijkheidsvoorlichter moet gaan.
Boek
Blz 120 t/m 131
Slide 4 - Tekstslide
Je kunt een stamboom maken.
Een vierkant = man
Een rondje = vrouw
Kijk goed of er een legenda bijzit, hier staan de eigenschappen. Soms krijg je dit ook in een verhaal.
Lees blz 121
Slide 5 - Tekstslide
Hoe maak je een stamboom?
Zie jij welke eigenschap dominant is?
Je ziet Hans en Karin (middenin) die hebben beiden donker haar. Ze krijgen toch nakomeningen met rood haar.
Zij moeten dus heterozygoot (Aa) zijn en kunnen dus homozygoot ressecieve (aa) kinderen krijgen.
Slide 6 - Tekstslide
Uit welke stamboom kun je afleiden dat de rode kleur bij een bloem een dominante eigenschap is?
Tip!
Als 2 ouders met hetzelfde fenotype nakomelingen krijgen met een ander fenotype zijn de ouders heterozygoot (Aa). Het afwijkende fenotype is homozygoot ressecief (aa). Het fenotype van de ouders is dan dominant.
A
B
C
D
Slide 7 - Quizvraag
Je kunt uitleggen hoe aangeboren aandoeningen ontstaan.
Lees blz 124 + 125
Oorzaken:
1. Een fout in een gen: erfelijke aandoening
- mutatie
2. Een fout bij de vorming van geslachtscellen
3. Schadelijke stoffen of ziekteverwekkers
Slide 8 - Tekstslide
Op welke drie manieren kunnen aangeboren afwijkingen ontstaan?
Slide 9 - Open vraag
Het skelet van de mens, zoals het er nu uitziet, is volgens de evolutietheorie ontstaan uit het skelet van voorouders door veranderingen in het erfelijk materiaal. Hoe wordt zo'n verandering in het erfelijk materiaal genoemd?
Slide 10 - Open vraag
Erfelijkheidsvoorlichting
Uitkomst 1
Er zit een ressecief overerfende ziekte in de familie. Je krijgt het dus alleen als je homozygoot ressecief bent (aa). Je bent wel drager als je heterozygoot bent (Aa)
Uitkomst 2
Je hebt een dominant overerfelijke aandoening. Je krijgt de ziekte als je het dominate gen bezit (AA of Aa). Alleen als je homozygoot ressecief (aa) bent ben je gezond.
Als er een erfelijke aandoening in je familie voorkomt kan je een erfelijkheidsonderzoek laten uitvoeren.
Lees blz 128
timer
3:00
Slide 11 - Tekstslide
Albinisme wordt veroorzaakt door een recessief gen, het dominante gen geeft geen albinisme.
Wanneer kunnen kinderen albinisme krijgen?
Tip:
Schrijf op:
Genotype = Fenotype
AA =
Aa =
aa =
Welke gegevens staan al in de vraag? Vul dit in, nu kun je hem verder invullen.
A
Als de ene ouder homozygoot domininant is en de andere homozygoot recessief.
B
Als de ene ouders homozygoot dominant is en de andere heterozygoot.
C
Als beide ouders heterozygoot zijn.
Slide 12 - Quizvraag
Wanneer is iemand een drager van een ziekte?
Slide 13 - Open vraag
De ziekte van Huntington is een erfelijke aandoening die bepaalde delen van dehersenen aantast. Hiernaast is van twee verschillende personen een chromosomenpaar afgebeeld. De genen die bepalen of iemand de ziekte wel of niet heeft, zijn aangegeven met letters. Is het gen voor de ziekte dominant of recessief?
A
Het gen is dominant
B
Het gen is recessief
C
Dit is niet uit de gegevens op te maken
Slide 14 - Quizvraag
Ken je de leerdoelen?
Je kunt een stamboom maken.
Je kunt uitleggen hoe aangeboren aandoeningen ontstaan.
Je kunt uitleggen wanneer je naar een erfelijkheidsvoorlichter moet gaan.