In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
11.5 Erfelijke aandoeningen
Benodigheden
- Schrift
- Pen, potlood
- Laptop
LessonUp:
JA!
Telefoons in de telefoontas!
Slide 1 - Tekstslide
Programma
Welkom
Herhalen 11.1/11.2/11.3/11.4
Nieuwe uitleg 11.5 'erfelijke aandoeningen'
Aan de slag/huiswerk
- Maak deze LessonUp
- Maak een keuze uit het keuzemenu met levelopdrachten. (zie einde van deze uitlegLessonUp)
Klassikale afsluiting
Slide 2 - Tekstslide
Wat is het genotype van het meisje in de F2-generatie met het rode haar?
Slide 3 - Open vraag
Vul het genotype van de F1- generatie in.
Slide 4 - Open vraag
Wat is de kans op nakomelingen in de F2-generatie met een heterogeen genotype?
Slide 5 - Open vraag
Bij tulpen is het gen voor lange stengels dominant (B) over dat voor korte stengels (b). Een homozygote tulp met lange stengel wordt gekruist met een tulp met korte stengel. De hieruit ontstane planten worden onderling verder gekruist.
Welke genotypen kunnen bij de nakomeling in de F2 voorkomen?
A
Bb
B
BB
Slide 6 - Quizvraag
Bij tulpen is het gen voor lange stengels dominant (B) over dat voor korte stengels (b). Een homozygote tulp met lange stengel wordt gekruist met een tulp met korte stengel. De hieruit ontstane planten worden onderling verder gekruist.
Welke fenotypen kunnen bij de nakomeling in de F1 voorkomen?
A
Lange stengel en korte stengel
B
Bb
Slide 7 - Quizvraag
Albinisme is een recessieve erfelijke aandoening waarbij iemand te weinig pigment
aanmaakt. Hierdoor heeft iemand met albinisme wit haar, een bleke huid en lichte
ogen. Een homozygote gezonde vrouw, krijgt samen met haar man die albinisme heeft een kind. Hoe groot is de kans dat dit kind albinisme heeft?
Gebruik het kruisingsschema op het antwoordblad om je antwoord te bepalen. [2p]
Slide 8 - Open vraag
In de afbeelding hierboven zie je hoe bij de reductiedeling uit één speciale cel twee zaadcellen ontstaan.
Jaxx zegt dat beide zaadcellen die ontstaan zijn een verschillend genotype hebben. Heeft hij gelijk?
A
Juist, chromosomenparen zijn nooit hetzelfde
B
Onjuist, chromosomenparen zijn altijd hetzelfde
Slide 9 - Quizvraag
Albinisme wordt veroorzaakt door een recessief gen, het dominante gen geeft geen albinisme. Wanneer kunnen kinderen albinisme krijgen?
A
Als de ene ouder homozygoot domininant is en de andere homozygoot recessief.
B
Als de ene ouders homozygoot dominant is en de andere heterozygoot.
C
Als beide ouders heterozygoot zijn.
Slide 10 - Quizvraag
De ziekte van Duchenne is een aangeboren spierziekte die wordt veroorzaakt door een recessief gen op het X-chromosoom.
Wie hebben meer kans op de ziekte van Duchenne, mannen of vrouwen? Leg je antwoord uit.
A
Mannen, omdat deze maar éen X-chromosoom hebben. Als ze dus een chromosoom met het gen de ziekte van Duchenne krijgen, krijgen ze deze ziekte ook.
B
Vrouwen, omdat het kan het zijn dat het andere x-chromosoom het dominante gen heeft waardoor je niet ziek wordt.
Slide 11 - Quizvraag
Hoe noem je het als de genen voor een eigenschap verschillend zijn?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
Slide 12 - Quizvraag
Welke soort genen geef je aan met een hoofdletter, bijvoorbeeld A?
A
Dominant
B
Recessief
Slide 13 - Quizvraag
Bij tulpen is het gen voor lange stengelsdominant (B) over dat voor korte stengels (b). Een homozygote tulp met lange stengel wordt gekruist met een tulp met korte stengel. De hieruit ontstane planten worden onderling verder gekruist. Welke genotypen kunnen bij de nakomeling in de F1 voorkomen?
A
Bb
B
BB
C
bb
Slide 14 - Quizvraag
Welke fenotypen kunnen bij de nakomelingen in de F2 voorkomen?
A
Lange stengel
B
Lange stengel en korte stengel
C
Korte stengel
Slide 15 - Quizvraag
Leerdoelen
1. Je kunt een stamboom maken.
2. Je kunt uitleggen hoe aangeboren aandoeningen ontstaan.
3. Je kunt uitleggen wanneer je naar een erfelijkheidsvoorlichter moet gaan.
Slide 16 - Tekstslide
Je kunt een stamboom maken.
Een vierkant = man
Een rondje = vrouw
Kijk goed of er een legenda bijzit, hier staan de eigenschappen. Soms krijg je dit ook in een verhaal.
Slide 17 - Tekstslide
Hoe maak je een stamboom?
Zie jij welke eigenschap dominant is?
Je ziet Hans en Karin (middenin) die hebben beiden donker haar.
Ze krijgen toch nakomeningen met rood haar.
Zij moeten dus heterozygoot (Aa) zijn en kunnen dus homozygoot ressecieve (aa) kinderen krijgen.
Slide 18 - Tekstslide
Uit welke stamboom kun je afleiden dat de rode kleur bij een bloem een dominante eigenschap is?
Tip!
Als 2 ouders met hetzelfde fenotype nakomelingen krijgen met een ander fenotype zijn de ouders heterozygoot (Aa). Het afwijkende fenotype is homozygoot ressecief (aa). Het fenotype van de ouders is dan dominant.
A
B
C
D
Slide 19 - Quizvraag
Je kunt uitleggen hoe aangeboren aandoeningen ontstaan.
1. Een fout in een gen: erfelijke aandoening
2. Een fout bij de vorming van geslachtscellen
3. Schadelijke stoffen of ziekteverwekkers
Slide 20 - Tekstslide
Erfelijkheidsvoorlichting
Uitkomst 1
Er zit een ressecief overerfende ziekte in de familie. Je krijgt het dus alleen als je homozygoot ressecief bent (aa). Je bent wel drager als je heterozygoot bent (Aa)
Uitkomst 2
Je hebt een dominant overerfelijke aandoening. Je krijgt de ziekte als je het dominate gen bezit (AA of Aa). Alleen als je homozygoot ressecief (aa) bent ben je gezond.
Als er een erfelijke aandoening in je familie voorkomt kan je een erfelijkheidsonderzoek laten uitvoeren.
Slide 21 - Tekstslide
Prenataal onderzoek
Prenataal = voor de geboorte
3 Manieren:
echoscopie; vanaf 6e week. Via geluidstrillingen ontstaat er beeld
Vlokkentest; vanaf 8e week. Weefsel uit placenta (hoort bij embryo) gehaald en chromosomen onderzocht.
Vruchtwaterpunctie; vanaf 16e week. Wegzuigen vruchtwater, bevat cellen foetus, chromosoomonderzoek. Niet zonder gevaar.
Slide 22 - Tekstslide
Het gen voor krullend haar is dominant (A), dat voor stijl
haar is recessief (a). Een vrouw die homozygoot is voor stijl
haar krijgt vier kinderen van een man met krullend haar
(zie afbeelding). Wat is het fenotype van kind P?
Slide 23 - Open vraag
Het skelet van de mens, zoals het er nu uitziet, is volgens de evolutietheorie ontstaan uit het skelet van voorouders door veranderingen in het erfelijk materiaal. Hoe wordt zo'n verandering in het erfelijk materiaal genoemd?
Slide 24 - Open vraag
Wanneer is iemand een drager van een ziekte?
Slide 25 - Open vraag
Wat wordt er onderzocht bij dragerschapsonderzoek?
Slide 26 - Open vraag
De ziekte van Huntington is een erfelijke aandoening
die bepaalde delen van de hersenen aantast. Hiernaast is
van twee verschillende personen een chromosomenpaar
afgebeeld. De genen die bepalen of iemand de ziekte wel
of niet heeft, zijn aangegeven met letters.
Is het gen voor de ziekte dominant of recessief?
A
Het gen is dominant
B
Het gen is recessief
C
Dit is niet uit de gegevens op te maken
Slide 27 - Quizvraag
Albinisme is een recessieve erfelijke aandoening waarbij iemand te weinig pigment aanmaakt. Hierdoor heeft iemand met albinisme wit haar, een bleke huid en lichte ogen. Een homozygote gezonde vrouw, krijgt samen met haar man die albinisme heeft een kind. Hoe groot is de kans dat dit kind albinisme heeft?
Slide 28 - Open vraag
Hiernaast zie je een deel van de stamboom van de familie van Lenthe.
Is de aandoening van Lenthe een recessieve of een dominante aandoening?
Of kun je dat met behulp van deze stamboom niet bepalen? Leg je antwoord uit.
Slide 29 - Open vraag
Anika is bij een kliniek geweest waar alles wel via de regels ging. Zowel Anika als de donor is gezond en geen drager van het syndroom van Down.
Toch blijkt haar kind geboren te zijn met het syndroom van Down.
Hoe kan het syndroom van Down ontstaan zijn?
A
Doordat Anika in de eerste weken van de zwangerschap medicijnen moest gebruiken tegen misselijkheid
B
Doordat Anika tijdens de zwangerschap een virusinfectie gekregen.
C
Doordat er iets mis is gegaan bij de vorming van de geslachtscellen
Slide 30 - Quizvraag
In de afbeelding hieronder zie je een schematische tekening van twee cellen met één chromosoom. Kijk naar cel 2. Welke van de volgende beweringen over
cel 2 is juist?
A
De chromosomen liggen in het cytoplasma
B
Deze cel is zich aan het delen
C
In deze cel is een mutatie opgetreden.
D
Je ziet een x-chromosoom, dus deze cel is van een vrouw
Slide 31 - Quizvraag
Check!
De ziekte van Krabbe is een zeldzame stofwisselingsziekte die leidt tot schade aan het zenuwstelsel. De ziekte wordt veroorzaakt door een recessief gen. (a) Richard heeft de ziekte van Krabbe. Zarah is homozygoot dominant. Hoe groot is de kans dat een kind van Richard en Zarah de ziekte van Krabbe heeft?
A
0%
B
25%
C
50%
D
75%
Slide 32 - Quizvraag
Aan de slag
1. Maak deze LessonUp van 11.5 in de klas LessonUp.
2. Maak een keuze uit het keuzemenu op de volgende dia. Kies je voor level 1, 2, 3 of 4?
Slide 33 - Tekstslide
Level 1 opdracht
Level 2 opdracht
Level 3 opdracht
Level 4 opdracht
Maak de volgende werkboek
opdrachten van 11.5 en kijk deze na!
Opdracht: 3, 4, 5, 6, 7, 10, 16
Werk de leerdoelen van 11.5 uit en gebruik hierbij ook de plaatjes uit het boek. Leerdoelen vind je in de Studiewijzer van biologie en in de LessonUp.
Maak de Samenvatten opdrachten (blz. 95) + Test jezelf opdrachten (blz.100) van 11.5 van je werkboek en kijk deze na!
Maak de Examentraining (blz.104) van je werkboek en kijk deze na.
Keuzemenu
Spelregels:
1 keuze maken uit onderstaan level opdrachten en kunnen laten zien tijdens de volgende les.