1.3 Media en nepnieuws



1.3 Media en nepnieuws
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les



1.3 Media en nepnieuws

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Opdracht: Zucht...
Noteer een aantal woorden, gedachten en gevoelens die bij je opkomen tijdens het kijken naar de clip

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze lees weet/ken je de begrippen: nepnieuws, manipulatie, propaganda, indoctrinatie, polarisatie, complottheorieën, objectiviteit en subjectiviteit, vooroordelen, referentiekader en selectieve waarneming. 

Wat is nepnieuws en hoe herken je het?

Slide 4 - Tekstslide

Een dilemma is
A
een lastige keuze tussen twee dingen die allebei voordelen of juist nadelen hebben
B
een botsing in het belang van de een met het belang van de ander
C
is een middel waarmee je het gedrag van anderen kunt beïnvloeden
D
is een oordeel over iets of iemand zonder dat je de feiten kent

Slide 5 - Quizvraag

Norm of waarde?
Bidden voor het eten.
A
Norm
B
Waarde

Slide 6 - Quizvraag

Norm of waarde?
Vriendelijkheid
A
Norm
B
Waarde

Slide 7 - Quizvraag

Objectief / subjectief

Objectief = feiten, het weergeven zoals het is

Subjectief = je geeft aan wat je ergens van vindt

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide


Nepnieuws

  • Nieuws dat niet op waarheid berust, gemaakt om aandacht te vragen of voor de grap. 
  • Kan zelfs ingezet worden bij verkiezingen. 
  • Vaak schokkend, hoe meer er wordt geklikt hoe meer dit verschijnt in zoekmachines en op sociale media.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video



Manipulatie



  • De situatie in een reclame is natuurlijk niet zoals die in het echt is.  Er is sprake van manipulatie.
  • Manipulatie = Feiten worden met opzet weggelaten of veranderd.

Slide 12 - Tekstslide




Propaganda





Bewust eenzijdige informatie geven met als doel de mening van mensen te beïnvloeden 

Slide 13 - Tekstslide

Indoctrinatie
Mensen langdurig, systematisch en dwingend eenzijdige opvattingen opdringen met de bedoeling dat zij deze opvattingen kritiekloos overnemen.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Manipulatie, propaganda en indoctrinatie

Slide 16 - Tekstslide

Wat is 
polarisatie?
Polarisatie:  tegenstellingen tussen twee groepen zijn zo groot dat het problemen oplevert.



In tijden van crisis ontstaat er eerder polarisatie.


Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Filterbubbels
Algoritmes en big data > laten je zien wat je wil zien!
  • Facebook
  • Google
  • TikTok
  • YouTube

Slide 19 - Tekstslide

Selectieve waarneming

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Stereotypes en vooroordelen

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Als feiten met opzet worden weggelaten of veranderd, noemen we dat ...
A
Beeldvorming
B
Persvrijheid
C
Manipulatie
D
Privacy

Slide 24 - Quizvraag

"Alle Russen drinken wodka" is een
A
Stereotype beeld
B
Vooroordeel
C
Vorm van indoctrinatie
D
Vorm van manipulatie

Slide 25 - Quizvraag

Noord-Koreanen horen steeds maar weer over 'hun geweldige leider' en dat de VS de vijand is. Welk begrip past hier het best bij?
A
Manipulatie
B
Selectieve waarneming
C
Beeldvorming
D
Indoctrinatie

Slide 26 - Quizvraag

In een reclame wordt verteld hoe lekker een hamburger is maar niet dat er veel vetten in zitten.
A
Indoctrinatie
B
Manipulatie

Slide 27 - Quizvraag

Onder propaganda verstaan we:
A
dat de massamedia worden gecontroleerd door de machthebbers.
B
dat de media alleen berichten uitzenden om mensen voor bepaalde ideeën te winnen
C
dat de massamedia feiten en meningen verwisselen.
D
dat mensen uit nieuws een selectie maken.

Slide 28 - Quizvraag

Welk woord past bij het beleid van de Chinese regering?
A
Propaganda
B
Indoctrinatie
C
Censuur
D
Debat

Slide 29 - Quizvraag

Indoctrinatie is:
A
inspelen op de selectieve perceptie van mensen.
B
het opdringen van eenzijdige opvattingen.
C
het vervormd waarnemen van bepaalde informatie.
D
opzettelijk bepaalde feiten weglaten.

Slide 30 - Quizvraag

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Een voorbeeld van een indoctrinatie is: “Dikke mensen zijn gezellig.”
2. Je beeldvorming is betrouwbaarder als je meerdere soorten media volgt.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 31 - Quizvraag

Wat klopt niet?
A
Indoctrinatie is een extreme vorm van manipulatie
B
Indoctrinatie is langdurig eenzijdige meningen doorgeven
C
Indoctrinatie komt voor in Noord-Korea
D
Indoctrinatie gebeurt alleen bij vrouwen

Slide 32 - Quizvraag

Indoctrinatie heeft alleen met feiten te maken,
A
Juist
B
Onjuist

Slide 33 - Quizvraag

Wat hebben alle complottheorien gemeen?
A
De meeste dingen zijn echt waar
B
De complottheorien zijn heel vaag beschreven
C
Ze zijn vaak bedacht door mensen die in hun eigen realiteit willen leven
D
Er is geen bewijs dat het waar is

Slide 34 - Quizvraag

Welke uitspraak over het referentiekader is juist?
A
Dit kader bestaat uit normen, waarden en gedragingen.
B
Hoe diverser de kaders, hoe eenvoudiger het samenleven.
C
Dit kader wordt iedere vier jaar opnieuw vastgesteld.
D
Dit kader is bij vrouwen veelzijdiger dan bij mannen.

Slide 35 - Quizvraag