§3.2 Metalen en zouten

§3.2 Metalen en zouten
Hoofdstuk 3 Stoffen en reacties
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

§3.2 Metalen en zouten
Hoofdstuk 3 Stoffen en reacties

Slide 1 - Tekstslide

Fluor staat in het PS in groep 17.
Tot welke groep stoffen behoort fluor?
A
edelgassen
B
halogenen
C
aardalkalimetalen
D
metaloiden

Slide 2 - Quizvraag

In welke groep van het periodiek systeem staat het element nikkel?

Slide 3 - Open vraag


Welke deeltjes hebben hetzelfde atoomnummer?

A
Alle drie
B
Alleen 1 en 2
C
Alleen 1 en 3
D
Alleen 2 en 3

Slide 4 - Quizvraag

Waarom zijn atomen elektrisch neutraal?
A
omdat er evenveel elektronen als neutronen in aanwezig zijn
B
omdat er evenveel protonen als elektronen in aanwezig zijn
C
omdat er evenveel protonen als neutronen in aanwezig zijn
D
omdat er geen geladen deeltjes in aanwezig zijn

Slide 5 - Quizvraag

De kern van een deeltje bestaat uit 9 protonen en 10 neutronen.
Wat is juist?
A
De atoommassa van dit deeltje is 9 g.
B
De atoommassa van dit deeltje is 9 u.
C
De atoommassa van dit deeltje is 19 g.
D
De atoommassa van dit deeltje is 19 u.

Slide 6 - Quizvraag

Doelen
Aan het einde van de les kan ik:
  1. metalen op mico- en macroniveau beschrijven.
  2. uitleggen wat corrosie is.
  3. het verschil tussen edele en onedele metalen benoemen
  4. drie edele en onedele metalen benoemen
  5. op microniveau verklaren waarom legeringen andere eigenschappen hebben dan zuivere metalen. 
Hoofdstuk 3 Bouw van stoffen
§3.2 Metalen en zouten

Slide 7 - Tekstslide

Alle stoffen zijn opgebouwd uit moleculen.
A
Juist
B
Onjuist
C
Uuh.. wat zijn moleculen..?

Slide 8 - Quizvraag

Stoffenschema

  • glanzen/glimmen als ze gepolijst zijn
  • zijn gemakkelijk te vervormen (bij een hoge temperatuur)
  • geleiden warmte en elektriciteit goed
  • zijn vast bij kamertemperatuur (behalve Hg)
  • zijn herwinbaar
  • hebben (meestal) een hoog smelt- en kookpunt
Hoofdstuk 3 Bouw van stoffen
§3.2 Metalen en zouten
Tekst
metalen
zouten
moleculaire stoffen

Slide 9 - Tekstslide

Eigenschappen van metalen
Alle metalen:
  • glanzen/glimmen als ze gepolijst zijn
  • zijn gemakkelijk te vervormen (bij een hoge temperatuur)
  • geleiden warmte en elektriciteit goed
  • zijn vast bij kamertemperatuur (behalve Hg)
  • zijn herwinbaar
  • hebben (meestal) een hoog smelt- en kookpunt
Hoofdstuk 3 Bouw van stoffen
§3.2 Metalen en zouten

Slide 10 - Tekstslide

Metalen
  • In een metaal zijn geen groepjes van atomen aan te wijzen die samen één deeltje vormen. 
  • Metalen zijn dus geen moleculen! 
  • Metalen zijn opgebouwd uit positieve metaal-atoomresten waartussen vrije elektronen voorkomen. 

Metalen zitten in een metaalrooster. 
De elektronen kunnen ´vrij´ bewegen
Hoofdstuk 3 Bouw van stoffen
§3.2 Metalen en zouten

Slide 11 - Tekstslide

Metaalbinding
Electronen uit de buitenste schil worden steeds doorgegeven

door de uitwisseling van + en - 
Constant aantrekking tussen atomen
= metaalbinding

Is sterk! 

Slide 12 - Tekstslide

Metaalbinding

Slide 13 - Tekstslide

Legeringen
Mengsels van samengesmolten metalen heten legeringen of alliages
Legeringen hebben andere eigenschappen dan de zuivere metalen


Hoofdstuk 3 Bouw van stoffen
§3.2 Metalen en zouten

Slide 14 - Tekstslide

Een ijzeren hek wordt behandeld met een dun laagje koper.
Leg uit of dit een legering is

Slide 15 - Open vraag

d
d

Metalen
  • Metalen zijn vast bij kamertemperatuur (met uitzondering van Hg)
  • Bestaan uit positieve atoomkernen waartussen vrij elektronen bewegen
  • Metaalbinding
  • Metaalrooster
  • Geleiden stroom in de vaste en vloeibare fase



Zouten
  • zouten zijn vast bij kamertemperatuur
  • Bestaan uit positieve metaal en negatieve niet-metaal ionen
  • Ionbinding
  • Ionrooster
  • Geleiden stroom in de vloeibare fase
Hoofdstuk 3 Bouw van stoffen
§3.2 Metalen en zouten

Slide 16 - Tekstslide

Zouten
Zouten zijn in de vaste fase opgebouwd uit ionen. 
Een ion is een atoom met een lading. 
Een ion ontstaat doordat het aantal p+ niet gelijk 
is aan het aantal e-

Voorbeeld: 
Keukenzout bestaat uit Na+ en Cl-
Kalksteen bestaat uit Ca2+ en CO32-
Hoofdstuk 3 Bouw van stoffen
§3.2 Metalen en zouten

Slide 17 - Tekstslide

Vervormen en buigen
Als je een ionrooster verschuift, dan komen de deeltjes met dezelfde lading boven elkaar en stoten elkaar af (bros).
Bij een metaal heb je dit probleem niet, de deeltje trekken elkaar nog steeds aan (buigzaam).

Slide 18 - Tekstslide

Reactie tussen metaal
en niet-metaal

  • Na wordt Na+
  • Cl wordt Cl-
  • + en - trekt elkaar aan
  • het wordt een zout: natriumchloride

Slide 19 - Tekstslide

Huiswerk
Maken opdr. 11 t/m 18, 20, 22, 23
Tip: maak een begrippenlijst of samenvatting

Slide 20 - Tekstslide